Tweede federale elektriciteits- en gaspremie
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Energie Tinne Van der Straeten een voorontwerp van wet goed houdende toekenning van een tweede federale elektriciteits- en gaspremie.
Met het wetsvoorstel houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de energiecrisis, werd beoogd om een eerste federale elektriciteits- en gaspremie toe te kennen aan de gezinnen via de residentiële elektriciteits- en gascontracten. Het doel van deze maatregel was om de impact op de energiefactuur van de energiecrisis te verlichten door te voorzien in een goedkoper basispakket energie voor gezinnen.
Het voorontwerp van wet dat vandaag werd goedgekeurd, beoogt dezelfde doelstelling door een tweede federale elektriciteits- en gaspremie in te voeren, met name de zogenaamde verlenging van het eerste basispakket energie voor de maanden januari, februari en maart 2023.
Deze steun wordt als een eenmalige en forfaitaire premie toegekend aan iedere residentiële afnemer die op 31 december 2022 een recht op levering van respectievelijk elektriciteit en gas voor zijn woonplaats heeft in het kader van een leveringsovereenkomst met een variabele of vaste prijs, op grond waarvan de eerste levering plaatsvond na 30 september 2021. Ook de eindafnemers van gas die een gemeenschappelijke verwarmingsinstallatie gebruiken, genieten deze steunmaatregel.
De beoogde premie bedraagt driemaal 135 euro (405 euro in totaal) voor gas en driemaal 61 euros (183 euro in totaal) voor elektriciteit. Het voorontwerp van wet voorziet in de verlenging van het basispakket.
Net als voor de eerste federale elektriciteits- en gaspremie, wordt het ook nu gepast geacht de hoogste inkomens niet ten volle van de premie te laten genieten en een deel ervan terug te nemen via een bijzondere bijdrage energie.
De federale elektriciteits- en gaspremie wordt toegekend door de leverancier die gehouden is tot een verbintenis van levering van respectievelijk elektriciteit en gas in het kader van een leveringsovereenkomst op 31 december 2022.
Het voorontwerp wordt voorgelegd aan de Raad van State, met het oog op een advies binnen de vijf dagen.