Rechten van de Mens
Instemming met het Protocol nr. 14 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
Instemming met het Protocol nr. 14 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
Op voortsel van de heer Karel De Gucht, Minister van Buitenlandse Zaken, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet goed tot instemming met het Protocol nr. 14 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (*). Het Protocol nr.14 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, dat op 13 mei 2004 voor de lidstaten van de Raad van Europa werd opengesteld, maakt deel uit van een reeks goedgekeurde maatregelen die tot doel hebben de efficiënte inwerkingtreding van het Verdrag op nationaal en Europees vlak te verzekeren. De door dit protocol ingevoerde hervorming beoogt voornamelijk het op lange termijn garanderen van de efficiëntie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, door de schifting en de behandeling van de verzoekschriften te optimaliseren. Ze heeft eveneens het verbeteren tot doel van het uitvoeren van de arresten van het Hof. Het Protocol zal voornamelijk de volgende wijzigingen aanbrengen aan het Verdrag: - Zaken die klaarblijkelijk niet ontvankelijk zijn: de beslissingen van onontvankelijkheid die momenteel bij een dergelijk geval worden genomen door een comité van drie rechters, zal worden genomen door een alleenzetelend rechter, met assistentie van drie verslaggevers die geen lid zijn van de gerechtelijke organen. Het achterliggende idee is het vergroten van de schiftingscapaciteit van het Hof, door de "hopeloze" zaken te elimineren. - Repetitieve zaken: wanneer een zaak deel uitmaakt van een reeds zaken die het resultaat zijn van dezelfde structurele gebreken op nationaal niveau, wordt voorgesteld dat die zaak ontvankelijk wordt verklaard en dat er, in het kader van een vereenvoudigde procedure, zal beslist worden door een comité van drie rechters (in plaats van door een kamer van zeven rechters),. - Nieuw criterium van ontvankelijkheid: teneinde aan het Hof meer soepelheid te geven is een nieuwe ontvankelijkheidsvoorwaarde voorzien (naast de bestaande voorwaarden, zoals het uitputten van interne rechtsmiddelen en de termijn van zes maanden). Volgens deze voorwaarde zal het Hof de zaken onontvankelijk kunnen verklaren waarbij de eiser geen belangrijke schade heeft geleden, op voorwaarde dat het "respect voor de rechten van de mens" het Hof niet verplicht om de zaak ten gronde te onderzoeken en dat er geen enkele zaak wordt verworpen die niet deugdelijk werd onderzocht door een interne rechtbank. Tijdens de hele duur van de onderhandelingen was de Belgische regering krachtig gekant tegen het introduceren van een criterium van onontvankelijkheid dat van aard is om de individuele toegang tot het Hof duidelijk te verminderen en dat een subjectief en wazig begrip invoert van het ontbreken van belangrijke schade, maar ze heeft deze allerlaatste bewoordingen toch onderschreven, teneinde het geheel van de hervormingen die in het Protocol staan niet in gevaar te brengen en in de mate dat twee vrijwaringsclausules het criterium omkaderen van de belangrijkheid van de schade die de eiser zou hebben geleden. Bij het ondertekenen van het Protocol heeft België evenwel een interpretatieve verklaring geformuleerd. Die dringt aan op de verplichting voor het Hof om objectieve omschrijvingscriteria vast te leggen, over de noodzaak van het niet-verwerpen van een zaak waarvoor een onderzoek ten gronde noodzakelijk is, evenals over de noodzaak van een duidelijke en goed opgestelde rechtsspraak door de Kamers en door de Grote Kamer van het Hof. Krachtens het Protocol zal het Comité van Ministers bovendien gemachtigd zijn om, indien het daartoe besluit met een twee-derde meerderheid, een procedure in te stellen voor het Hof zodra een staat weigert om zich te houden aan een arrest. Het Comité van Ministers zal eveneens de nieuwe bevoegdheid hebben om aan het Hof de interpretatie te vragen van een arrest, wat zal helpen bij haar taak die bestaat uit het superviseren van de uitvoering van de arresten en het met name mogelijk zal maken om te bepalen welke maatregelen nodig zijn om zich te houden aan een arrest. Tot slot kan men naast de andere bepalingen van het Protocol ook nog een wijziging vermelden van het mandaat van de rechters, dat geen hernieuwbare duur van zes jaar meer zal bedragen, maar een niet-hernieuwbare van negen jaar en een clausule die de eventuele aansluiting voorziet van de Europese Unie tot het Verdrag, in overeenstemming met de mogelijkheid die op dit vlak geboden wordt door artikel I-9, §2 van de Europese Grondwet. De goedkeuring van het voorontwerp van wet zal het België mogelijk maken dit Protocol, dat past binnen de gemeenschappelijke Europese inspanning die ertoe strekt om het Europees Hof van de Rechten van de Mens op een meer bevredigende wijze te doen werken, te ratificeren. (*) dat door België werd ondertekend op 20 april 2005.