Minimumpensioen voor meewerkende echtgenoten – Tweede lezing
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Zelfstandigen David Clarinval in tweede lezing een voorontwerp van wet goed betreffende het minimumpensioen van meewerkende echtgenoten.
Het voorontwerp van wet, dat werd aangepast aan het advies van de Raad van State, is bedoeld om een oplossing in te voeren voor de problematiek van de meewerkende echtgenoten geboren tussen 1956 en juni 1968 die geen toegang hebben tot het minimumpensioen ondanks hun vrijwillige aansluiting bij het maxistatuut tussen 2003 en 2005 of hun verplichte aansluiting op 1 juli 2005.
De meewerkende echtgenoten hadden pas vanaf 2003 de wettelijke mogelijkheid om eigen pensioenrechten op te bouwen in het sociaal statuut der zelfstandigen. Ze waren pas vanaf 1 juli 2005 verplicht om zich aan te sluiten bij het maxistatuut voor zover ze geboren zijn na 1 januari 1956. Het feit dat de meewerkende echtgenoten lange tijd geen pensioenrechten konden opbouwen in eigen naam, onderscheidt hen van de andere zelfstandigen die actief zijn in hoofdberoep.
De meewerkende echtgenoten geboren tussen 1956 en mei 1968 zullen dus, in het kader van het maxistatuut en afgezien van de andere rechten opgebouwd in andere stelsels, niet voldoende loopbaanjaren kunnen presteren die pensioenrechten opbouwen (30 jaar) om een individueel recht te openen op een berekening op basis van het minimumpensioen. Ze zullen dus recht hebben op een berekening van het pensioen op basis van de beroepsinkomsten.
Om deze problematiek op te lossen, wijzigt het voorontwerp van wet de berekeningswijze voor het openen van het recht op het minimumpensioen voor de meewerkende echtgenoten die voldoen aan de volgende voorwaarden:
- geboren tussen 1 januari 1956 en 31 mei 1968
- geen aanspraak kunnen maken op het minimumpensioen
- zich vrijwillig onderworpen hebben aan het maxistatuut tijdens de periode van 1 januari 2003 tot 30 juni 2005 voor een of meerdere kwartalen of zich verplicht hebben moeten aansluiten vanaf 1 juli 2005
Het onderzoek van de opening van het recht op het minimumpensioen voor het rustpensioen van de zelfstandigen van een meewerkende echtgenoot die voldoet aan de voormelde voorwaarden, zal niet meer gebeuren op basis van de voorwaarde om minimaal 30 loopbaanjaren te hebben (30/45) zoals gewoonlijk, maar op basis van de voorwaarde een loopbaan aan te tonen van ten minste twee derde van het maximaal aantal loopbaanjaren en -kwartalen in de periode van 1 januari 2003 tot het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal in de loop waarvan het rustpensioen ingaat. Daarna zijn de normale regels van het minimumpensioen van toepassing.
Het voorontwerp treedt in werking op 1 januari 2023.
Het voorontwerp wordt ter ondertekening voorgelegd aan de Koning met het oog op indiening bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, voor wat betreft het minimumpensioen voor meewerkende echtgenoten