Minimumduur ouderschapsverlof
Afwijking op de minimumduur van vijf maanden beroepsloopbaanonderbreking voor werknemers die al een ouderschapsverlof onder de vorm van 3, 6, 9 of 12 maanden hebben genomen en die met een restant zitten.
Afwijking op de minimumduur van vijf maanden beroepsloopbaanonderbreking voor werknemers die al een ouderschapsverlof onder de vorm van 3, 6, 9 of 12 maanden hebben genomen en die met een restant zitten.
Het ontwerp van koninklijk besluit wijzigt het koninklijk besluit van 15 juli 2005 tot wijziging van sommige bepalingen inzake loopbaanonderbreking. Het ontwerp is een voorstel van mevrouw Freya Van den Bossche, Minister van Werk. In het kader van de beroepsloopbaanonderbreking hebben alle werknemers uit de privé-sector recht op ouderschapsverlof. Een van de mogelijkheden is een vermindering van de arbeidsduur met een vijfde, gedurende ten hoogste vijftien maanden. Tot het koninklijk besluit van 15 juli 2005 konden ze die in blokken van ten minste drie maanden opnemen. Het koninklijk besluit bracht hierin verandering. Sinds 28 juli is de minimumduur van de opgesplitste onderbreking vijf maanden. Hierdoor dreigen werknemers een deel van hun recht te verliezen. Werknemers die al een deel hebben opgenomen in blokken van 3,6,9 of 12 maanden hebben een restant dat ze niet meer kunnen opnemen. Daarom voorziet dit ontwerp voor die werknemers een afwijking op de minimumduur van vijf maanden, zodat ze het resterende gedeelte van hun verlof kunnen opnemen.