Instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de gemeenschappen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid en de bescherming van kinderen
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Justitie Koen Geens een voorontwerp van wet goed ter instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de gemeenschappen om de Conventie van Den Haag ten uitvoer te leggen betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen.
Dit samenwerkingsakkoord vervolledigt de huidige wettelijke bepalingen die reeds twee internationale instrumenten implementeren: de Conventie van Den Haag van 19 oktober 1996 en de Europese Verordening "Brussel IIIbis". Zij hebben betrekking op de bescherming van kinderen, die zowel federaal als op het niveau van de gemeenschappen deel uitmaakt van de regelgeving. Het doel van dit samenwerkingsakkoord bestaat erin te bepalen hoe de Belgische overheden, gelet op hun onderscheiden bevoegdheden, de verzoeken van buitenlandse staten om informatie, overdracht van bevoegdheden en voorafgaande machtiging tot overbrenging van kinderen naar België doeltreffend kunnen behandelen.
Dit samenwerkingsakkoord regelt de overdracht van verzoeken van buitenlandse staten aan de bevoegde Belgische overheden en omgekeerd. Het akkoord waarborgt ook de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde Belgische overheden en de verzoeken om hun advies. Overeenkomstig het akkoord worden procedures ingevoerd voor de voorafgaande machtiging tot overbrenging van kinderen naar België in geval van verstrekking van zorg door kafala of plaatsing in een instelling of opvanggezin. Dit samenwerkingsakkoord organiseert tot slot de verdeling van de kosten van de verzoeken en, met name, de kosten voor de vertaling van de bijbehorende stukken.
Het voorontwerp wordt voor advies aan de Raad van State overgemaakt.
Ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de implementatie van het Verdrag van ’s-Gravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen en van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000