Europese Raad
Op voorstel van de heer Guy Verhofstadt, Eerste Minister, en de heer Louis Michel, Minister van Buitenlandse Zaken, keurde de Ministerraad een nota goed die het Belgische standpunt verduidelijkt voor de Europese Raad van 25 en 26 maart 2004 te Brussel.
Op voorstel van de heer Guy Verhofstadt, Eerste Minister, en de heer Louis Michel, Minister van Buitenlandse Zaken, keurde de Ministerraad een nota goed die het Belgische standpunt verduidelijkt voor de Europese Raad van 25 en 26 maart 2004 te Brussel.
1. EEN VASTBERADEN EN VOLUNTARISTISCH ENGAGEMENT VOOR DE RELANCE VAN DE LISSABONSTRATEGIE. Vier jaar na de lancering van de Strategie van Lissabon, is de verwachte economische heropleving op Europees vlak nog steeds kwetsbaar. Uitdagingen zoals de uitbreiding, de globalisering, de internationale mededinging en de onstabiliteit van de wissel- en oliemarkten zijn acuter geworden. De doelstellingen van Lissabon worden slechts langzaam verwezenlijkt en er rijzen twijfels over hun haalbaarheid tegen 2010. De Europese Unie moet zich dan ook vastberaden en voluntaristisch engageren voor een wederopleving van de Lissabonstrategie, in haar drie onderling afhankelijke dimensies, en dit door: * Onze actie opnieuw op een van de objectieven van Lissabon te richten, namelijk de "kenniseconomie"; * Onze inspanningen toe te spitsen op een beperkt aantal prioriteiten, gericht op de uitvoering van de Strategie, eerder dan op het lanceren van nieuwe verregaande stappen; * De beleidslijnen op Europees, nationaal en regionaal niveau beter op elkaar af te stemmen met het oog op een betere Europese "governance" en tegelijk synergieën tussen de openbare en de privé-sector tot stand te brengen; * Het wet- en regelgevend kader van de Strategie te stroomlijnen; * De betreffende richtlijnen snel om te zetten (België heeft daartoe een actieplan ter omzetting van de Europese richtlijnen uitgewerkt); * De impact van de methodes en instrumenten die eigen zijn aan de Lissabonstrategie te evalueren en op termijn en in bepaalde domeinen te streven naar meer afdwingbare maatregelen; * De financiële middelen die de Unie en de Lidstaten, ten dienste van de prioritaire doelstellingen van de Strategie van Lissabon, ter beschikking staan, nog meer en beter aan te wenden. Het Stabiliteits- en Groeipact zou de Lidstaten moeten toelaten om, overeenkomstig die regels, een beleid uit te werken dat de groei, de tewerkstelling en de investering in menselijk kapitaal begunstigt. In dit verband is het belangrijk dat het Europese budget beter wordt afgestemd op de prioritaire krachtlijnen van de Lissabonstrategie, met name bij de uitwerking van de financiële perspectieven; * De hernieuwing en versterking van het beleid van de economische en sociale cohesie, een essentieel instrument voor het nastreven van de objectieven van Lissabon, in het bijzonder door zijn actie ten gunste van de reconversie en regionale competitiviteit; * Het beter informeren van het publiek over de Strategie van Lissabon en de deelname van alle actoren die rechtstreeks bij de Voorjaarstop betrokken zijn te benadrukken. 2. DE PRIORITEITEN. België sluit zich aan bij de prioriteiten van het Voorzitterschap en van deze die de Commissie in haar Voorjaarsrapport formuleerde. België wenst vooral de nadruk te leggen op de volgende prioriteiten die gericht zijn op de uitvoering van de Strategie van Lissabon: a) Een sterke en duurzame Europese groei. Het stimuleren van de groei, vanuit een duurzame en milieuvriendelijke ontwikkeling, moet onze eerste prioriteit zijn, want dit is in ruime mate bepalend voor ons vermogen om de werkgelegenheid zowel kwalitatief als kwantitatief te verbeteren en een hechtere sociale cohesie te waarborgen. Een gezond en ambitieus macro-economisch beleid dat samen met structurele hervormingen borg zal staan voor een heropleving en stabilisering van de groei. Het concurrentievermogen van onze economieën moet aangemoedigd worden door: * De versterking van de interne markt en meer bepaald door snel de passende wetgeving aan te nemen, zoals de verordening inzake het gemeenschapsoctrooi; * Een systematische evaluatie van de impact van de projecten van de Europese wetgeving op het concurrentievermogen en het innovatiepotentieel van onze ondernemingen, alsook van hun eventuele sociale en ecologische gevolgen; * De vereenvoudiging van de administratieve procedures en de ontwikkeling van het e-government, inbegrepen de ontwikkeling van de ICT-vaardigheden in de openbare sector en dit ter bevordering van het ondernemerschap, vooral op het niveau van de KMO's; * Het bevorderen van de investeringen, in het bijzonder via formules van partnerschap tussen de openbare en de privé-sector, aangemoedigd door gepaste impulsen, en met het accent op netwerken, onderzoek en innovatie; * Het opzetten van een echt geïntegreerd industrieel beleid, gestoeld op meerjarige "guidelines" en voorstellen per activiteitssector, in overleg met de sociale partners; in dit verband moet de rol van de Raad Mededinging versterkt worden. De concretisering van het groei-initiatief en de materiële en immateriële projecten die in het "quick-start programme" vervat zijn, moet ons streven naar continuïteit bevestigen en eist een krachtdadige inzet van de Lidstaten, met de steun van de E.I.B. Om het streefdoel van Lissabon, de "kenniseconomie", te vervullen en meer in het bijzonder de ontwikkeling van immateriële projecten te begunstigen, dienen de Europese Unie en de Lidstaten, in het vooruitzicht van de oprichting van een "Europese kennisruimte", meer middelen te besteden voor: * De ontwikkeling van menselijk kapitaal; * De modernisering en integratie van de onderwijssystemen in het kader van een coherente strategie rond onderwijs en levenslang leren; * Het overbruggen van de digitale kloof om het grote publiek toegang te verschaffen tot de informatiemaatschappij; * De ontwikkeling van de onderzoekssector, met inbegrip van het fundamentele onderzoek en de grote onderzoeksinfrastructuren; * De oprichting van technologische expertisecentra; * De ondersteuning van de Europese ruimtevaartindustrie; * Het verzekeren van een kwaliteitsmobiliteit; * De zo snel mogelijke realisatie van de streefdoelen ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling (actieplan 3% van het BBP). b) Versterking van het Europees beleid van tewerkstelling en sociale samenhang. België verwelkomt op gunstige wijze de analyse van het Gemeenschappelijk Verslag inzake de Werkgelegenheid en de in het rapport van Wim Kok voorgestelde grondige hervormingen ter stimulering van de werkgelegenheid en de productiviteit. Vanuit de invalshoek van de duurzame ontwikkeling, moet de groei ten dienste staan van de werkgelegenheid. Ook moet de nadruk gelegd worden op het kwalitatieve aspect van de werkgelegenheid, dat duidelijker tot uiting zou moeten komen in de Europese Werkgelegenheidsstrategie. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de strijd tegen de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen, tegen discriminatie, met name bij de aanwerving, en tegen het zwartwerk, dat steeds vaker een georganiseerd en internationaal karakter verkrijgt en dus op Europees niveau dient te worden aangekaart. De begeleiding en opleiding van werkzoekenden moet versterkt worden. Van wezenlijk belang hierbij is het vinden van een gezond evenwicht tussen de aandacht voor kortdurig werklozen en de aandacht voor langdurig werklozen. In het kader van de ontwikkeling van het 'Making Work Pay'-beleid moet er bijzondere aandacht besteed worden aan de vraagstukken van zowel voldoende inkomen als fatsoenlijk werk. De "actieve vergrijzing" vormt een reële uitdaging. Ter benadering van dit probleem, moet, voor wat betreft het pensioenbeleid, verwezen worden naar de "driepijlerstrategie" (activiteitsgraad van oudere werknemers en de effectieve pensioenleeftijd, hervorming van de pensioenen en budgettaire consolidatie) waarbij het evenwicht tussen de drie componenten gewaarborgd wordt. Tegelijkertijd moet het "Europees sociaal model", dat ons eigen is, steviger worden onderbouwd door het nader uitwerken van de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van werkgelegenheid en het versterken van de sociale samenhang. Alsook moet de sociale dialoog worden uitgebreid en op termijn leiden tot de oprichting van een Europese Arbeidsraad. Tevens wordt het aangewezen de versterking van de sociale samenhang en de sociale insluiting nieuw leven worden in te blazen. Daartoe zou de open coördinatiemethode, die nu reeds wordt toegepast op het vlak van armoedebestrijding en modernisering van de pensioenregelingen, geleidelijk moeten uitgebreid worden tot de gezondheidszorg en de bejaardenzorg. Bedoelde methode moet worden omgezet in convergentiedoelstellingen en, op termijn, uitmonding afdwingbare normen. Het geheel van deze aspecten moet door de Commissie worden vastgelegd in de nieuwe Europese Sociale Agenda, die zou moeten worden voorgelegd aan de Lentetop 2005. c) Een milieu dat in evenwicht is met de socio-economische vereisten. Om een betere integratie met de andere economische of sectorgebonden beleidslijnen te bewerkstelligen, zal de herziening van de Strategie Duurzame Ontwikkeling tegen eind dit jaar een gelegenheid zijn voor een nieuwe impuls voor de prioritaire milieuthema's: duurzaam transport, afval, klimaat, energie, GGO's, Aarhus, natuurlijke hulpbronnen, volksgezondheid en biodiversiteit. België is ook voorstander van het Actieplan inzake de milieutechnologieën van de Commissie; het instrument bij uitstek voor het integreren van de drie pijlers van de duurzame ontwikkeling. De milieubescherming eindigt niet aan de grenzen van de Europese Unie; deze moet op internationaal niveau ter zake een voortrekkersrol blijven vervullen en de nodige inspanningen leveren om de internationale 'governance' op milieugebied te versterken, de Millenniumverklaring en de in Johannesburg vastgelegde doelstellingen uit te voeren, werk te maken van een gemeenschappelijk kader teneinde de opvolging van de belangrijkste VN-conferenties te verzekeren en te ijveren voor de inwerkingtreding de uitvoering van het Kyoto Protocol. De Europese Unie moet waken over de coherentie tussen haar intern en extern milieubeleid, namelijk rekening houdend met haar impact op de Europese competitiviteit. 3. STREEFDATUM 2005 EN DE TUSSENTIJDS BALANS. Het is noodzakelijk om nu al de krijtlijnen uit te tekenen die zullen toelaten in 2005 een tussentijdse evaluatie te maken van de Lissabonstrategie, om dan op basis daarvan de krachtlijnen te schetsen voor de periode 2005-2010, met name volgens een door de Europese Commissie opgestelde en door de Raad Algemene Zaken en Externe betrekkingen gecoördineerde 'roadmap'. Eens het schema van een dergelijke roadmap duidelijk is, dienen de lidstaten, tegen januari 2005 aan de Commissie een nationaal stappenplan voor te leggen, met precisering van tussentijdse kwantitatieve doelstellingen, alsook aanduiding van de precieze middelen, doeltreffende instrumenten en een duidelijk tijdsschema voor de uitvoering ervan. Het is ook zo dat de tenuitvoerlegging van de Strategie van Lissabon een betere coördinatie zal vergen van het economisch, sociaal en milieubeleid. In dit verband dient de rol van de Raad Algemene Zaken en van het Europees Parlement te worden herbevestigd en versterkt, zonder afbreuk te doen aan de bijdragen van de andere formaties van de Raad. De Regeringsleden worden verzocht: - de aanwijzing na te gaan van veiligheidsofficieren binnen de instanties die onder hun verantwoordelijkheid vallen en de aanstellingen mee te delen aan de Nationale Veiligheidsoverheid; - in het bijzonder na te gaan of de personen binnen deze instanties die toegang moeten hebben tot geclassificeerde informatie, waaronder ook EU-geclassificeerde gegevens, over een veiligheidsmachtiging van het vereiste niveau beschikken. De Ministerraad heeft de Eerste Minister eveneens gelast met het richten van een brief aan de Ministers-Presidenten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen waarin aangedrongen wordt dezelfde maatregelen te nemen in het raam van de voorbereiding van de EU-inspectie van oktober 2004.