Dienstencheques
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Werk en Pensioenen, heeft de Ministerraad ingestemd met een nieuwe regeling i.v.m. de Dienstencheques. Deze regeling wordt als amendement toegevoegd aan het ontwerp programmawet.
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Werk en Pensioenen, heeft de Ministerraad ingestemd met een nieuwe regeling i.v.m. de Dienstencheques. Deze regeling wordt als amendement toegevoegd aan het ontwerp programmawet.
De regeling vloeit voort uit het akkoord dat op de Werkgelegenheidsconferentie werd bereikt. Hierin engageert de federale regering zich om door een versterking, een vereenvoudiging en een versoepeling van het dienstenchequesysteem 25.000 extra banen te scheppen tegen het einde van 2005 in de sector van thuishulp voor huishoudelijke activiteiten, waaronder poetsen, strijken en boodschappen doen. Over de afbakening van de mogelijke activiteiten zal nog een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gefedereerde entiteiten afgesloten worden. Het federale budget voor dienstencheques bedraagt 91 miljoen euro in 2004, 235 in 2005, 322 in 2006 en 354 in 2007. Het gaat hier om de bruto-kost van het dienstenchequessysteem. Omdat er terugverdieneffecten zijn (werknemers betalen belastingen en sociale bijdragen, er moeten minder werkloosheidsuitkeringen worden gegeven), is er sprake van een netto-kost die respectievelijk 17 (in 2004), 93 (in 2005), 147 (in 2006) en 163 (in 2007) miljoen euro bedraagt. In het nieuwe stelsel wordt overgestapt van een beperkte, gesloten enveloppe naar een ruime enveloppe. Hierdoor veranderen een aantal bepalingen met het oog op een effectieve kostenbeheersing. 1. De huidige verkoopprijs van de dienstencheque van 6,20 euro (voor één uur) wordt behouden, maar wordt jaarlijks geïndexeerd, voor de eerste keer vanaf 1 januari 2005. 2. De werkelijke kostprijs per dienstencheque bedraagt 19,47 euro. 3. De federale overheid legt per cheque 13,27 euro bij. Na 2 jaar worden het stelsel en de budgettaire impact ervan geëvalueerd en eventueel aangepast. 4. De dienstencheques zijn vrijgesteld van BTW. 5. Er is een fiscale aftrek, die concreet betekent dat een cheque voor de gebruiker nog ongeveer 4 euro per uur zal kosten. De erkenning van de ondernemingen die met dienstencheques werken, gebeurt door de federale overheid. Aangezien bepaalde realiteiten en visies verschillen tussen de Gewesten, stelt de Federale Regering evenwel bijkomend voor dat elk gewest er, na een bilateraal samenwerkingsakkoord met de federale overheid, voor kan kiezen om voor het geheel van ondernemingen op zijn grondgebied andere modaliteiten voor de contracten te bepalen. Van zodra een gewest aan de hand van een beslissing van zijn regering te kennen geeft dat het een samenwerkingsakkoord wil afsluiten, verleent de bevoegde federale minister geen erkenningen meer tot een samenwerkingsakkoord gesloten is. Het staat de Gewesten en Gemeenschappen daarnaast vrij het instrument "dienstencheque" te hanteren voor bijkomende soorten van activiteiten. Zo kunnen zij b.v. dienstencheques lanceren voor kinderopvang en/of hulp aan huis voor bejaarden, zieken of gehandicapten. Als een onderneming die al andere activiteiten uitvoert, personeel tewerk wil stellen dat betaald wordt met dienstencheques, moet ze erkend zijn als sui generis-agentschap. Deze voorwaarde geldt niet voor ondernemingen (of filialen) die enkel met dienstencheques werken. Een bedrijf is een sui generis-agentschap van zodra: - er een specifieke verantwoordelijke aangeduid wordt; - het herkenbaar is als erkend agentschap; - de dienstencheque-activiteiten apart geregistreerd worden (ten behoeve van de ondernemingsraad, de sociale inspectie, ...) Voor wat betreft het statuut van de betrokken werknemers, maakt de nieuwe regeling een onderscheid tussen twee categorieën van werknemers: - werknemers die bij hun job een aanvullende uitkering krijgen van de RVA of het OCMW; - alle andere werknemers. Voor werknemers met een aanvullende uitkering van de RVA of het OCMW: - tijdens de eerste 6 maanden geldt een soepele regeling die de werkgever toelaat om het aantal te presteren uren af te stemmen op het aantal klanten dat zich aandient. De enige beperking op de arbeidstijd is dat elke begonnen prestatie minstens 3 uur moet duren. Er is dus geen minimum duur van het contract. - na 6 maanden moeten de contracten van onbepaalde duur zijn en minstens halftijds Voor alle andere werknemers: - tijdens de eerste 3 maanden geldt er geen minimum te presteren uren en wordt er geen minimum duur van het contract opgelegd. - na 3 maanden moet er een contract van onbepaalde duur aangeboden worden. Er wordt wel geen minimum te presteren uren opgelegd. De loon- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers hangen af van het Paritair Comité (PC) waaronder het bedrijf valt. Dit hangt af van de hoofdactiviteit van het bedrijf. Dit geldt in de praktijk voor bestaande ondernemingen, andere dan interimbureaus, die als sui generis-agentschap erkend worden: zij blijven onder hun gewoon PC vallen. Voor de sui generis-agentschappen van de interimbureaus en voor de private ondernemingen en v.z.w.'s die niet onder een werkend PC vallen, zal het advies gevraagd worden aan de Nationale Arbeidsraad (NAR). Als er tegen het einde van de parlementaire besprekingen van de wet geen unaniem advies is van de NAR, zal het PC 322.1 opgericht worden. In afwachting dat dit PC werkt en de nodige CAO's heeft uitgevaardigd, zullen de loon- en arbeidsvoorwaarden van PC 318 gelden in een regeling die wordt vastgelegd via Koninklijk Besluit. Inzake veiligheid, gezondheid en welzijn op het werk zal, gelet op de specifieke activiteit uitgevoerd bij een particulier, een specifieke regeling worden vastgelegd bij KB. Deze voert een definitie in van de twee partijen-overeenkomst die van toepassing is op de arbeidsrelatie verbonden aan de werking met dienstencheques. Men kan zich hiervoor inspireren op de definitie opgenomen in de wet op de arbeidsovereenkomst van het PWA. Daarnaast bestaat er een dienstenovereenkomst tussen de dienstverlener en de gebruiker.