Buiteneuropese onderdanen
Op voorstel van de heer Marc Verwilghen, Minister van Justitie, en de heer Antoine Duquesne, Minister van Binnenlandse Zaken, keurde de Ministerraad twee voorontwerpen van wet (*) goed betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Op voorstel van de heer Marc Verwilghen, Minister van Justitie, en de heer Antoine Duquesne, Minister van Binnenlandse Zaken, keurde de Ministerraad twee voorontwerpen van wet (*) goed betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Het doel van deze voorontwerpen is het omzetten in Belgisch recht van de Europese richtlijn (**) rond de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen. De doelstelling van deze richtlijn is het verzekeren van een efficiëntere uitvoering van de verwijderingsbesluiten en het verzekeren van een betere samenwerking tussen de Lid-staten van de Europese Unie door de onderlinge erkenning van de verwijderingsbesluiten. De richtlijn wil dus de erkenning van een verwijderingsbesluit mogelijk maken dat door een bevoegde overheid van een Lid-staat genomen werd ten aanzien van een onderdaan van een derde land door de Lid-staat op wiens grondgebied de vreemdeling werd aangehouden. Dit betekent dat Lid-staten die geconfronteerd worden met een verwijderingsbesluit dat door een andere Lid-staat werd genomen, over de volgende mogelijkheden beschikken: - ofwel kunnen ze deze beslissing erkennen en uitvoeren; - ofwel kunnen ze de betrokkene op grond van een nationale beslissing verwijderen; - ofwel kunnen ze de tussen de Lid-staten van de Europese Unie afgesloten wedertoelatingsovereenkomsten toepassen. De budgettaire weerslag van de twee voorontwerpen hangt af van de manier waarop de Lid-staten onderling de kosten compenseren die gepaard gaan met de uitvoering door een Staat van een verwijderingsbesluit dat door een andere Staat werd genomen. Met betrekking tot dat onderwerp voorziet de richtlijn dat de Lid-staten onderling de verstoringen van het financiële evenwicht moeten compenseren die kunnen voortvloeien uit de toepassing van de richtlijn wanneer de verwijdering niet op kosten van de onderdaan of onderdanen van een betrokken derde land kan geschieden. Hiervoor heeft de Commissie op 3 februari 2003 een voorstel van beslissing van de Raad ingediend dat de criteria en de uitvoeringsvoorschriften van de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die voortvloeien uit de toepassing van deze richtlijn definieert. (*) tot wijziging van de wet van 15 december 1980. (**) 2001/40/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 mei 2001.