05 apr 2004 17:00

Budgetaire controle 2004

ALGEMENE VOORSTELLING

1. Bevestiging van een goed begrotingsresultaat voor 2003

De door het Instituut voor de Nationale Rekeningen onlangs gepubliceerde eerste ramingen van het overheidssaldo in 2003 bevestigen de eerder in het jaar door de regering gepubliceerde cijfers. Ondanks een economische groei van net iets meer dan 1% kon in 2003 een overschot van 0,3% 1 van het BBP gerealiseerd worden. Hiermee situeert België zich binnen de EMU tot een beperkte groep van landen die voldoen aan de vereisten van het stabiliteits- en groeipact, en die een begroting in evenwicht of met een beperkt overschot realiseren.

De voorbije drie jaren bedroeg de economische groei gemiddeld 0,8%. Zelfs indien men rekening houdt met het topjaar 2000, blijft de gemiddelde groei in de periode 2000-2003 met 1,6% aanzienlijk lager dan het gemiddelde op lange termijn dat rond de 2% schommelt. De negatieve impact van de groeivertraging op het begrotingsresultaat kon in 2003 gecompenseerd worden door een aantal eenmalige meevallers, zoals bijvoorbeeld de opbrengst van de liquidatie van het Belgacom pensioenfonds. De beslissing van Eurostat van 25 februari 2004 heeft elke twijfel weggenomen over de boekhoudkundige verwerking van deze operatie.

Voor het vierde jaar op rij werd de begroting afgesloten met een evenwicht of een beperkt overschot. Dit is een illustratie van de belangrijke kentering in de overheidsfinanciën die zich vanaf 2000 met het bereiken van een evenwicht inzette.

Gezien de hoge overheidsschuld is de evolutie van de schuldgraad een belangrijke indicator voor de gezondmaking van de overheidsfinanciën. De daling van de schuldgraad werd de laatste jaren geremd door de lage BBP-groei. Door de impact van een aantal bijzondere operaties (verkoop activa Credibe, schulden van de sociale huisvesting) slaagde de regering erin de schuldgraad af te bouwen van 105,8% in 2002 tot 100,5% in 2003. Zonder een wijziging in de methodologie inzake de verwerking van projecten van publiek-private samenwerking (Aquafin) zou de schuldgraad op 100% zijn uitgekomen.

ALGEMENE VOORSTELLING 1. Bevestiging van een goed begrotingsresultaat voor 2003 De door het Instituut voor de Nationale Rekeningen onlangs gepubliceerde eerste ramingen van het overheidssaldo in 2003 bevestigen de eerder in het jaar door de regering gepubliceerde cijfers. Ondanks een economische groei van net iets meer dan 1% kon in 2003 een overschot van 0,3% 1 van het BBP gerealiseerd worden. Hiermee situeert België zich binnen de EMU tot een beperkte groep van landen die voldoen aan de vereisten van het stabiliteits- en groeipact, en die een begroting in evenwicht of met een beperkt overschot realiseren. De voorbije drie jaren bedroeg de economische groei gemiddeld 0,8%. Zelfs indien men rekening houdt met het topjaar 2000, blijft de gemiddelde groei in de periode 2000-2003 met 1,6% aanzienlijk lager dan het gemiddelde op lange termijn dat rond de 2% schommelt. De negatieve impact van de groeivertraging op het begrotingsresultaat kon in 2003 gecompenseerd worden door een aantal eenmalige meevallers, zoals bijvoorbeeld de opbrengst van de liquidatie van het Belgacom pensioenfonds. De beslissing van Eurostat van 25 februari 2004 heeft elke twijfel weggenomen over de boekhoudkundige verwerking van deze operatie. Voor het vierde jaar op rij werd de begroting afgesloten met een evenwicht of een beperkt overschot. Dit is een illustratie van de belangrijke kentering in de overheidsfinanciën die zich vanaf 2000 met het bereiken van een evenwicht inzette. Gezien de hoge overheidsschuld is de evolutie van de schuldgraad een belangrijke indicator voor de gezondmaking van de overheidsfinanciën. De daling van de schuldgraad werd de laatste jaren geremd door de lage BBP-groei. Door de impact van een aantal bijzondere operaties (verkoop activa Credibe, schulden van de sociale huisvesting) slaagde de regering erin de schuldgraad af te bouwen van 105,8% in 2002 tot 100,5% in 2003. Zonder een wijziging in de methodologie inzake de verwerking van projecten van publiek-private samenwerking (Aquafin) zou de schuldgraad op 100% zijn uitgekomen.

2. De begrotingscontrole 2004 kadert binnen het stabiliteitsprogramma 2004-2007 In het eind november 2003 bij de Europese Commissie ingediende stabiliteitsprogramma 2004-2007 werden de budgettaire krachtlijnen van het regeerakkoord vertaald naar het Europees niveau. België schrijft zich volledig in de filosofie van het stabiliteits- en groeipact in. Zoals het Europees stabiliteitsprogramma terecht stelt, zijn gezonde overheidsfinanciën belangrijk om betere voorwaarden te creëren voor prijsstabiliteit en duurzame groei en aldus de werkgelegenheid te bevorderen. Om het vertrouwen in het begrotingsbeleid te behouden, blijft de regering voor de periode 2004-2007 vasthouden aan minimaal een budgettair evenwicht. Naar het einde van de periode toe (2007) moet een eerste stap worden gezet naar de noodzakelijke opbouw van een begrotingsoverschot. Dit is noodzakelijk om een voldoende snelle afbouw van de schuldgraad te realiseren zodat de kosten van de vergrijzing kunnen worden opgevangen door de vrijgekomen interestlasten. Zo zou in het geschetste scenario de schuldgraad worden afgebouwd tot 87% van het BBP eind 2007 (exclusief de impact van de schuldovername van de NMBS). Conform aan het regeerakkoord en het stabiliteitsprogramma 2004-2007 blijft de regering bij de begrotingscontrole 2004, net als bij de initiële begroting, uitgaan van een evenwicht voor de gezamenlijke overheid. 3. Duidelijke prioriteiten binnen de begroting Tijdens de regeringsonderhandelingen werd een gedetailleerd meerjarenplan voor de openbare financiën opgemaakt. Er werd een evenwicht gezocht tussen drie doelstellingen: * het aanhouden van een begrotingspositie in evenwicht of met een beperkt overschot zodat België blijft voldoen aan de vereisten van het stabiliteits- en groeipact; * het verder zetten van de afbouw van de schuldgraad; * het reserveren binnen dit strak budgettair kader van de nodige middelen voor de prioritaire beleidsdomeinen. In het regeerakkoord werden drie grote prioriteiten naar voor geschoven: het op gang brengen en stimuleren van het economisch herstel en de creatie van werkgelegenheid, de versterking van de sociale zekerheid en de bestaanszekerheid voor eenieder, een meer doelgerichte aanpak van de criminaliteit. Het beleid voor deze drie prioriteiten werd concreet uitgetekend tijdens de in de loop van de voorbije maanden georganiseerde themaministerraden. Deze maatregelen werden dan ook in het budgettaire kader ingepast: 38 miljoen ¬ werd extra uitgetrokken en gecompenseerd. 4. Schuldafbouw met het oog op de toekomst De afbouw van de schuldgraad vormt een belangrijke voorwaarde voor het opvangen van de budgettaire kost van de vergrijzing. Zonder rekening te houden met eventuele opbrengsten van privatiseringen of andere operaties zou de schuldgraad in 2004 onder het niveau van het BBP dalen en eind 2004 97,2% van het BBP bedragen. De afbouw van de schuldgraad moet in samenhang worden gezien met de verdere opbouw van reserves in het Zilverfonds. Deze vormen immers de garantie dat de inspanningen om de schuldgraad te reduceren zullen worden aangewend voor de financiering van het toenemend gewicht van de uitgaven voor pensioenen na 2010. 2 In het regeerakkoord was de doelstelling ingeschreven om tijdens de legislatuur de reserves op te bouwen tot 10 miljard euro. Door het toewijzen in 2003 van de ontvangsten gerealiseerd bij de verkoop van Credibe en de liquidatie van het Belgacom pensioenfonds bedragen eind februari 2004 de reserves van het Zilverfonds 9.449,2 miljoen euro. De regering heeft beslist om de doelstelling te verhogen van 10 naar 13 miljard euro. In 2004 zullen daarom de reserves van het Zilverfonds bijkomend toenemen met 2,5 miljard EUR. RESULTATEN VAN DE BEGROTING 2003 1. Algemene voorstelling In de lijn van de voorgaande jaren zal het jaar 2004 opnieuw afgesloten worden met een begrotingsevenwicht. De overheidsschuld zou voor het eerst sinds ruim 20 jaar opnieuw dalen onder het niveau van het BBP. De schuldgraad zou in 2004 verder dalen tot 97,2%. Onderstaande tabel toont de evolutie van de belangrijkste indicatoren van de overheidsfinanciën. Het begrotingsresultaat van de gezamenlijke overheid is het resultaat van de verwezenlijkingen van de verschillende deelsectoren van de overheid. De voor de gemeenschappen en gewesten opgenomen doelstelling vloeit voort uit de beslissingen van het overlegcomité van 22 september 2003. Tijdens dit overlegcomité werd een oplossing gevonden voor een aantal aanslepende dossiers en werden concrete afspraken gemaakt voor de budgettaire doelstellingen 2003-2004 voor elk van de gemeenschappen en gewesten. In overeenstemming met de beslissingen van het overlegcomité van 16 december 2003 werd de norm voor de gemeenschappen en gewesten ook aangepast voor de Alesh-operatie. De budgettaire effecten van deze operatie voor de gewesten worden met name geneutraliseerd in hun begrotingsdoelstelling. De lokale overheden hebben in 2003 een overschot van 0,3% van het BBP gerealiseerd. Voor 2004 wordt uitgegaan van een iets beperkter overschot van 0,2% van het BBP. 2. Macro-economische omgeving Economische groei Na een aanslepende periode van onzekerheid kende de wereldeconomie een krachtig herstel in de tweede helft van 2003. Niettegenstaande een kleine terugval van de groeiprestaties in de VS en Europa in het vierde kwartaal zou de groei van de wereldeconomie aanleunen bij de 3,5%. De groeiherneming heeft zich niet in elke geografische zone op dezelfde wijze ingezet. Voorlopig is de herneming het meest uitgesproken in de Verenigde Staten en Azië (in het bijzonder China). In de eurozone kende het reële BBP een terugval tijdens de eerste twee kwartalen van 2003. De groei herstelde zich enigszins in het tweede semester, maar op jaarbasis zou de groei toch beperkt blijven tot 0,4%. Het opgetekende herstel komt quasi volledig op rekening van een verbetering van de uitvoerprestaties. De binnenlandse vraag bleef zwak. Met een BBP-groei van 1,1% presteerde de Belgische economie in 2003 opvallend beter dan het eurogemiddelde en de ons omringende landen. De groei werd vooral geschraagd door de gezinsconsumptie en het opnieuw aantrekken van de bedrijfsinvesteringen. De voorbije jaren hebben aangetoond dat het internationaal economisch klimaat heel snel kan wijzigen. Na de aanslagen in Madrid is de onzekerheid weer toegenomen. Toch blijft de financieel-economische context op dit moment gunstiger dan een jaar geleden. Zodat men ervan uit kan gaan dat de ingezette groeiversnelling op wereldniveau in 2004 zal aanhouden. Ook voor België evolueren de voorlopende indicatoren vrij gunstig. De conjunctuurindicator van de Nationale Bank van België die als zeer betrouwbaar kan worden beschouwd, weerspiegelt dat na een kleine inzinking in februari het ondernemersvertouwen verder blijft toenemen. Deze beweging werd vanaf midden 2003 ingezet. Ondertussen situeert het ondernemersvertrouwen zich terug op het niveau van maart 2001. De fundamentele tendens van het ondernemersvertrouwen blijft positief. De indicator van het consumentenvertrouwen, die zich de voorbije maanden geleidelijk had hersteld, is tijdens de maand maart lichtjes gedaald en bevindt zich nu opnieuw op het niveau van januari. Voor de begrotingscontrole is de regering zoals gebruikelijk uitgegaan van de macro-economische parameters zoals geraamd in de economische begroting opgesteld door het Federaal Planbureau voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen. In de op 20 februari gepubliceerde economische begroting wordt voor 2004 uitgegaan van een BBP-groei van 2%. Ten opzichte van het bij de initiële begroting gehanteerde uitgangspunt (1,8%) werd de groei lichtjes naar boven toe herzien. Deze beperkte bijstelling naar boven toe ligt in de lijn van andere vooruitzichten. De onlangs in "Belgium Prime News" door een geheel van officiële en financiële instellingen vooropgezette "concensus forecast" raamt de BBP-groei voor 2004 op 2,1%. Inflatie De inflatie, gemeten aan de hand van het nationale indexcijfer der consumptieprijzen, bedroeg in 2003 1,6% en zou in 2004 terugvallen op 1,5%. Dit is het resultaat van twee tegengestelde bewegingen. Enerzijds een daling van de onderliggende inflatie als gevolg van de voorbije appreciatie van de euro en de matige ontwikkeling van de loonkosten. Anderzijds dooft dit jaar het neerwaartse effect van de afschaffing/vermindering van het kijk- en luistergeld uit. De toename van de gezondheidsindex zou afnemen van 1,5% in 2003 tot 1,4% in 2004. De spilindex voor het openbaar ambt werd in mei 2003 overschreden. De sociale uitkeringen en de lonen werden bijgevolg met 2% aan de toegenomen levensduurte aangepast in respectievelijk juni en juli. De nieuwe spilindex (113,87) zal volgens de verwachtingen in 2004 niet worden overschreden. Werkgelegenheid De werkgelegenheidsgraad in België blijft laag. De verhoging ervan blijft een belangrijke uitdaging. Na een verslechtering de laatste jaren van de binnenlandse werkgelegenheid, wordt deze trend in 2004 omgebogen en zou de werkgelegenheid weer lichtjes toenemen. Voor 2004 wordt gerekend op een toename van de werkgelegenheid met 7.300 eenheden. De werkgelegenheidsgraad, de verhouding tussen de tewerkgestelde bevolking en de bevolking op arbeidsleeftijd, zou zich stabiliseren op 61,3%. De toename van de tewerkstelling volstaat echter niet om de toename van de actieve bevolking op te vangen, zodat de werkloosheid nog lichtjes zou toenemen. Rentehypothesen Voor de raming van de interestlasten hebben de administratie van de Thesaurie en het Agentschap van de schuld zich zoals gebruikelijk gebaseerd op de "forward rates" zoals ze op de financiële markten worden vastgesteld. Op basis van deze rentevoeten op 23 maart 2004 wordt voor 2004 uitgegaan van een gemiddelde rentevoet van 2,01% op korte termijn (rente op schatkistcertificaten met een looptijd van 3 maanden) en van 4,15% voor de rente op lange termijn (met de OLO 10 jaar als referentie). 3. Belangrijkste componenten van het vorderingensaldo van de gezamenlijke overheid Federale overheid De primaire uitgaven van de federale overheid nemen ten opzichte van de initiële begroting af met 1,051 miljard EUR. Deze vermindering heeft te maken met de vervroeging, eind 2003, van uitgaven ten behoeve van de NMBS (inclusief gewestelijk expressnet) die oorspronkelijk in de begroting 2004 voorzien waren. Als we abstractie maken van dit element, dan blijven de primaire uitgaven van de departementen stabiel ten opzichte van de initiële begroting. De meerkost van de maatregelen van de bijzondere ministerraden ten laste van de federale begroting werd geïntegreerd en opgevangen binnen de beschikbare kredieten. De rentelasten nemen lichtjes toe. De fiscale ontvangsten verbeteren. Deze aanpassing is vooral het resultaat van een iets hogere economische groei en een gunstiger ontwikkeling van de belastbare basis voor de verschillende belastingen. Bij de raming van de personenbelasting werd rekening gehouden met de impact van de belastinghervorming, de volledige indexering van de belastingschalen en de impakt van de beslissingen genomen tijdens de recente bijzondere ministerraden. Een belangrijk deel van de door de federale overheid geïnde ontvangsten wordt doorgestort aan andere overheidsinstanties met name de gemeenschappen en gewesten, de Europese unie en de sociale zekerheid. Voor 2004 betreft het een totaal bedrag van 39,65 miljard euro. Ten opzichte van 2003 nemen deze doorstortingen toe met 3,79 miljard euro of 10%. Naast de door de federale overheid voor rekening van de gewesten geïnde gewestbelastingen worden de gemeenschappen en gewesten gefinancierd door de toewijzing van een deel van de personenbelasting en de BTW-ontvangsten. Deze toewijzingen worden berekend volgens het mechanisme voorzien in de bijzondere financieringswet van 16 januari 1989 zoals aangepast door de bijzondere wet van 13 juli 2001 ("Lambermontakkoord"). De lagere inschatting van de reële BNI-groei in 2003 (ten opzichte van de initiële begroting) gaf aanleiding tot een herziening naar beneden toe van deze middelen (0,15 miljard euro). Deze werd echter ten dele geneutraliseerd door een hogere opbrengst van de gewestbelastingen. De aan de sociale zekerheid door te storten alternatieve financiering bleef quasi ongewijzigd ten opzichte van de initiële begroting, maar kent een forse verhoging ten opzichte van 2003. De doorstortingen aan andere overheidsniveaus houdt rekening met een verhoogde toewijzing aan het verkeersveiligheidsfonds en de hogere inkomsten uit de boetes. Door de totale ontvangsten te verminderen met de voorafnames bekomt men de rijksmiddelen. Deze worden voor 2004 geraamd op 46,37 miljard euro. Door onder meer het wegvallen van de opbrengst van de Belgacomoperatie staat dit voor een daling met 3,87 miljard euro ten opzichte van de realisaties 2003. De niet-fiscale ontvangsten van de federale overheid nemen sterk toe als gevolg van de storting van een bedrag door het ALESH van 3,5 miljard EUR. Dit bedrag kadert in de ALESH-operatie van eind december 2003 en gaf aanleiding tot een vermindering van de Maastricht-schuld. Het vorderingensaldo wordt hierdoor niet beïnvloed vermits de ontvangst van 3,5 miljard EUR in ESR-termen wordt gecorrigeerd (onder de lijn "overgangscorrecties). Het resultaat van de overgangscorrecties wordt negatief beïnvloed door de storting in één keer van het zgn. AFV-voordeel aan de Gewesten in het kader van de ALESH-operatie, dat vroeger jaarlijks en recurrent werd toegekend. Deze storting wordt verrekend in de begrotingsdoelstellingen van de Gewesten conform de beslissing van het Overlegcomité van 16 december 2003. Sociale zekerheid De totale ontvangsten van de sociale zekerheid stijgen lichtjes ten opzichte van de initiële begroting. Ten opzichte van de realisaties 2003 nemen de ontvangsten, vooral onder impact van de verhoogde alternatieve financiering sterk toe. De stijging van het bedrag aan alternatieve financiering ten opzichte van 2003 is toe te schrijven aan de doorgevoerde verhoging om het evenwicht van de stelsels te waarborgen en aan de compensatie voor het naar de sociale zekerheid overgehevelde krediet voor de ligdagprijs. Entiteit II Ten opzichte van de initiële begroting 2004 werd het overschot van de lokale besturen opgetrokken rekening houdend met de goede realisaties tijdens het begrotingsjaar 2003 (+ 85 miljoen EUR). Wat de Gewesten en Gemeenschappen betreft, werd uitgegaan van de doelstellingen zoals overeengekomen tijdens het Overlegcomité van 22 september 2003, aangepast overeenkomstig de beslissingen van het Overlegcomité over de ALESH-operatie teneinde deze operatie budgettair neutraal te houden voor alle entiteiten.