30 nov 2021 17:26

Advies nr.79 van 8 november 2021 betreffende nieuwe vormen van lijkbezorging

In dit advies gaat het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek na in hoeverre nieuwe vormen van lijkbezorging vanuit een politiek en maatschappelijk perspectief ethisch toelaatbaar zijn.

De vier nieuwe potentiële vormen van lijkbezorging die door het Comité worden beoordeeld, zijn humusatie in natuurlijke omstandigheden, humusatie in gecontroleerde omstandigheden, resomatie (aquamatie) en cryomatie (vriesdrogen).

Het Comité bekijkt ook de huidige vormen van lijkbezorging, begrafenis en crematie, met bijzondere aandacht voor natuurbegraven[1].

Na analyse van de technologische mogelijkheden en de praktische haalbaarheid van elk van deze nieuwe lijkbezorgingstechnieken, toetst het Comité ze één voor één aan een ethisch kader dat rekening houdt met de belangen van verschillende ‘stakeholders’: de overledene, de nabestaanden, de uitvaartsector en zijn professionals, en de bredere samenleving. Het Comité oordeelt dat de nieuwe lijkbezorgingstechnieken enkel toelaatbaar zijn indien ze de toets met het ethisch kader doorstaan.

Op basis van deze beoordeling concludeert het Comité dat humusatie in natuurlijke omstandigheden niet kan weerhouden worden als een nieuwe vorm van lijkbezorging. De vraag naar deze techniek komt voort uit ecologische overwegingen en de symbolische waarde die mensen hechten aan het terugkeren naar de natuur. Volgens het Comité kan ze deze verwachting echter niet waarmaken. Ze is technisch niet uitvoerbaar en botst daardoor in haar uitvoering (niet in de achterliggende intenties) met verschillende aspecten van het ethisch kader.

Over het toelaten van humusatie in gecontroleerde omstandigheden is er op zich geen bezwaar. Dit is technisch uitvoerbaar en doorstaat in belangrijke mate een toetsing met het ethisch kader. Het Comité stelt echter vast dat de vraag naar humusatie vandaag vooral betrekking heeft op natuurlijke humusatie en dat de humusatie in gecontroleerde omstandigheden niet aan die vraag voldoet.

Wat resomatie betreft ziet het Comité geen bewaar om deze vorm in de toekomst toe te laten. Ze staat technologisch op punt en doorstaat de toetsing met het ethisch kader. Op verschillende punten, onder meer milieu-impact, steekt resomatie zelfs gunstig af tegenover crematie en begraven.

Met betrekking cryomatie wijst het Comité erop dat deze op dit moment nog in een experimentele fase verkeert en onvoldoende klaar is om op de markt te worden gebracht hoewel ze de toetsing met het ethisch kader in principe zou moeten kunnen doorstaan.

In zijn advies merkt het Comité op dat ook in de uitvaartsector steeds meer aandacht wordt besteed aan ecologie en duurzaamheid. In dat opzicht beveelt het Comité de overheid aan te onderzoeken op welke manier het natuurbegraven voor meer mensen een reële optie kan worden. Dit kan door meer ruimte hiervoor te voorzien op bestaande begraafplaatsen, aanpalend bij bestaande begraafplaatsen of in de vrije natuur op zogenaamde natuurbegraafplaatsen. Natuurbegraven is tot hiertoe bovendien vooral beperkt tot het begraven of uitstrooien van as na crematie. Gelet op de technische onmogelijkheid van natuurlijke humusatie, kan natuurbegraven zonder crematie voor een aantal mensen misschien een waardige vervangoptie zijn.

Tot slot is het Comité van oordeel dat wanneer er nieuwe vormen van lijkbezorging beschikbaar, mogelijk en aanvaardbaar zijn, de overheid goede redenen heeft om te onderzoeken of deze vormen ook daadwerkelijk kunnen worden toegelaten en aangeboden.

Het Comité beveelt ook aan dat, ongeacht de toegelaten vormen van lijkbezorging, het steeds de overheid is die verantwoordelijk moet blijven voor het toezichtskader waarbinnen de uitvaartsector dient te werken.

Het advies is beschikbaar via de volgende link:

https://www.health.belgium.be/nl/belgisch-raadgevend-comite-voor-bio-ethiek

Voor meer informatie : info.bioeth@health.fgov.be

 

 

 

[1] Het Comité verstaat onder “natuurbegraven” een variant van de klassieke begrafenis of het klassieke begraven of uitstrooien van as maar op een manier “die het milieu en de natuur zo weinig mogelijk belast en (de beleving van) het natuurlijke karakter van de omgeving minimaal beïnvloedt” (zie p. 9 van het advies).