Wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen met betrekking tot de vergoedingen die aan kunstenaars worden verleend
De ministerraad keurt op voorstel van de minister van Financiën Vincent Van Peteghem een voorontwerp van wet goed dat ertoe strekt de fiscale bepalingen met betrekking tot de kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars af te stemmen op het nieuwe stelsel dat op sociaal vlak toegepast zal worden.
De voorwaarden voor de kleine vergoedingsregeling worden op sociaal vlak gewijzigd. De voorwaarden voor de fiscale vrijstelling van de vergoedingen toegekend in het kader van de kleine vergoedingsregeling zijn echter gebaseerd op de voorwaarden die van toepassing zijn voor het sociale stelsel. De fiscale bepalingen worden dan ook aangepast om ze af te stemmen op de gewijzigde voorwaarden in het sociale stelsel:
- de maximumjaargrens van 2.000 euro (2.692,64 euro voor het aanslagjaar 2023) wordt vervangen door een grens van 30 dagen artistieke prestaties per kalenderjaar
- de maximale forfaitaire onkostenvergoeding per dag wordt teruggebracht op 70 euro per dag per opdrachtgever, eventueel gecumuleerd met een terugbetaling van de effectieve verplaatsingsvergoeding, beperkt tot 20 euro per dag per opdrachtgever.
- de voorwaarde betreffende de kunstenaarskaart wordt vervangen door een voorwaarde met betrekking tot de voorafgaande registratie op het digitale platform “Working in the Arts”
- de definitie van “artistieke prestatie” wordt gewijzigd
- de indexeringsregels worden aangepast
Bovendien bepaalt het voorontwerp dat de vrijgestelde vergoedingen moeten worden vermeld op de berekeningsnota die is gevoegd bij het aanslagbiljet inzake personenbelasting. De FOD Financiën vraagt de bedoelde gegevens op bij de RVA.
Het voorontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.
Voorontwerp van wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de vergoedingen die aan de kunstenaars worden verleend