Werkvoorwaarden van gezinsleden van langdurig ingezetenen
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Werk Kris Peeters een ontwerp van koninklijk besluit goed over de tewerkstelling van buitenlandse werknemers voor wat de familieleden van langdurig ingezetenen betreft.
Sinds de zesde staatshervorming zijn de gewesten bevoegd voor de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen. De federale overheid is echter bevoegd gebleven voor de normen betreffende de arbeidskaart afgeleverd in het kader van de specifieke verblijfssituatie van de betrokken personen.
Momenteel kunnen de familieleden van de buitenlandse onderdanen die het statuut van langdurig ingezeten onderdaan in een andere lidstaat van de Europese Unie hebben verkregen in België werken met een arbeidskaart B. De Europese Commissie heeft er echter op gewezen dat de Richtlijn 2003/86 2003 inzake het recht op gezinshereniging vereist dat de gezinsleden kunnen werken onder dezelfde voorwaarde als de gezinshereniger (de buitenlandse onderdaan met het statuut van langdurig ingezeten onderdaan). Als deze buitenlandse onderdaan vrijgesteld is van de arbeidskaart, dan moeten zijn familieleden ook vrijgesteld zijn.
Het ontwerp van koninklijk besluit past het bestaande koninklijk besluit in die zin aan.
Het ontwerp wordt voor advies aan de Raad van State overgemaakt.
Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, aangaande de gezinsleden van de langdurig ingezetenen