Welzijn van de bejaarden in rusthuizen
Op voorstel van Maria ARENA, Minister van Maatschappelijke Integratie, hechtte de Ministerraad zijn goedkeuring aan het ontwerp dat ten doel heeft meer billijkheid tot stand te brengen voor de bejaarden in de rusthuizen evenals een betere bescherming van de families met lage inkomens.
Op voorstel van Maria ARENA, Minister van Maatschappelijke Integratie, hechtte de Ministerraad zijn goedkeuring aan het ontwerp dat ten doel heeft meer billijkheid tot stand te brengen voor de bejaarden in de rusthuizen evenals een betere bescherming van de families met lage inkomens.
DE MAATREGEL IN HET KORT De procedures inzake de terugvordering van de sociale tegemoetkomingen bij de families van de bejaarden die in rusthuizen verblijven, luiden voortaan als volgt : - De verplichting om de maatschappelijke bijstand bij de families terug te vorderen, wordt versoepeld. - Indien een OCMW vanuit een billijkheidsbekommernis beslist om de uitgekeerde bijstand terug te vorderen, moet het een voor alle OCMW's identiek geldend barema toepassen. - Om de gezinnen met lage inkomens te beschermen, zal de inkomensdrempel beneden dewelke geen enkele terugvordering mogelijk is, worden opgetrokken. De context In België verblijven 107.032 bejaarden in rusthuizen en in rust- en verzorgingstehuizen. Voor sommigen onder hen zijn de verblijfskosten hiervoor soms te hoog. De gemiddelde maandelijkse verblijfskosten in een rusthuis bedragen immers 855 ? (909 ? voor een rust- en verzorgingstehuis). Wanneer personen de kosten voor hun verblijf niet zélf kunnen betalen, worden zij veelal geholpen door de eigen familie of door het OCMW. Eén persoon op vier die in een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis verblijft, komt zodoende ten laste van een OCMW. In totaal genieten ongeveer 25.000 bejaarden een maatschappelijke tegemoetkoming ten laste van het OCMW wanneer zij in een rusthuis verblijven. De geldende praktijk verplicht het OCMW dat een dergelijke sociale tegemoetkoming toekent ertoe, een gedeelte ervan terug te vorderen bij de familie van de bejaarde. Naast de wettelijke inkomensdrempel beneden dewelke het OCMW de sociale tegemoetkoming niet mag terugvorderen bij de onderhoudsplichtigen, staat het elk OCMW vrij om volgens een eigen barema het aandeel te bepalen van de families, in functie van de inkomsten van deze laatste. Aangezien elk OCMW zijn barema in volle autonomie bepaalt, kunnen van de ene gemeente tot de andere aanzienlijke verschillen qua behandeling optreden. Zo veroorzaken de terugvorderingsbarema's van de sociale tegemoetkomingen verschillen die, tussen de OCMW's onderling, een spanning kunnen bereiken gaande van 1 tot 15 of soms zelfs van 1 tot 20. Dit betekent b.v. dat de bijdrage van een persoon met een netto gemiddeld inkomen van 1.200 ? per maand in de ene gemeente 28,5 ? per maand en in een andere gemeente... 382 ? per maand zal belopen ! Deze verschillende behandelingswijzen zijn geenszins te rechtvaardigen en zijn derhalve onaanvaardbaar. Zij liggen vaak aan de oorsprong van verslechterde relaties met de familie van de bejaarde die het OCMW om sociale bijstand moet verzoeken. Om al die redenen hield de Minister voor Maatschappelijke Integratie er absoluut aan maatregelen te nemen met als doel de geldende praktijken te stroomlijnen en de families met lage inkomens beter te beschermen. Zij nam derhalve het besluit, het stelsel grondig te hervormen. DE VOORSTELLEN goedgekeurd door de Ministerraad : 1. Het principe van de terugvordering van de sociale bijstand bij de families van de bejaarden die in een rusthuis verblijven, blijft verworven. Afwijkingen hierop blijven nochtans mogelijk: enerzijds kan het OCMW steeds van deze verplichting op individuele wijze afwijken voor zover zijn beslissing wordt ingegeven door billijkheidsredenen; anderzijds beschikt de OCMW thans over de mogelijkheid om op algemene wijze aan terugvordering bij de families te verzaken, op voorwaarde dat deze beslissing op plaatselijk niveau wordt overlegd. 2. Indien een OCMW evenwel beslist om de sociale bijstand terug te vorderen, zal het voortaan één enkel terugvorderingsbarema moeten naleven dat dus identiek is voor alle OCMW's van het land. Doel is, het beginsel van de gelijke behandeling op die wijze te veralgemenen. Dit eengemaakte barema zal bovendien zeer progressief zijn: het voorziet in een minieme bijdrage van de families met geringe inkomens en in een aanzienlijkere bijdrage vanwege de families met hogere inkomens. Anders gezegd, hoe minder men verdient, hoe minder men betaalt - en dit met een minimale inkomensdrempel beneden dewelke geen terugvordering mogelijk is. Daartegenover staat dat wie méér verdient, meer bijdraagt ! Dit systeem zal zich laten inspireren door het opgelegde terugvorderingsbarema inzake het leefloon. 3. Op dit ogenblik wordt een inkomensdrempel in acht genomen beneden dewelke geen enkele terugvordering mogelijk is. Dit bedrag beloopt thans, op jaarbasis, 14.445,28 ? (belastbaar inkomen) vermeerderd met 2.527 ? per persoon ten laste. Aangezien de Minister voor Maatschappelijke Integratie genoemd bedrag te laag vindt om de families met lage inkomens daadwerkelijk te kunnen beschermen, heeft zij besloten dat bedrag op te trekken en op hetzelfde niveau te brengen als dat van het leefloon, d.i. 18.056,59 ?/jaar, vermeerderd met 2.527,92 ? per persoon ten laste. Ten einde ongelijkheden te voorkomen tussen de families die onroerende goederen bezitten en deze zonder, zal bij het bepalen van de inkomensdrempel benevens het belastbaar inkomen ook rekening worden gehouden met het kadastraal inkomen van de goederen die men bezit. Indien het kadastraal inkomen van deze laatste 2.000 ? bedraagt of dit bedrag overschrijdt, zal het belastbaar inkomen worden vermeerderd met driemaal het bedrag van het kadastraal inkomen. Deze hervorming beoogt een gelijkere behandeling en een betere solidariteit tussen de generaties onderling.