Verticale integratie van het openbaar ministerie
Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Minister van Justitie, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet goed rond de betere werking van het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie groepeert enerzijds alle Procureurs des Konings en hun substituten en, anderzijds, alle Procureurs-Generaal en hun substituten. Samen verdedigen zij de belangen van de maatschappij.
Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Minister van Justitie, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet goed rond de betere werking van het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie groepeert enerzijds alle Procureurs des Konings en hun substituten en, anderzijds, alle Procureurs-Generaal en hun substituten. Samen verdedigen zij de belangen van de maatschappij.
Dit voorontwerp van wet is in grote mate gebaseerd op het werk dat hierover door de parketten van eerste aanleg en van beroep werd verricht. Het is een eerste punctuele maatregel die kadert in de strijd tegen de gerechtelijke achterstand. De huidige structuur van het openbaar ministerie is, sinds de oprichting van België, nooit veranderd. Het is een sterk hiërarchische structuur die een scheiding creëert tussen de parketten van Eerste Aanleg en van de Hoven van Beroep. De noodzaak van een hervorming is algemeen erkend en werd opgenomen in het luik Justitie van de "Octopusakkoorden" in 1998 (*). Sindsdien werd een breed overleg georganiseerd met het Parket zelf, waaruit dit voorontwerp van wet voortvloeide. Deze hervorming wordt de "verticale integratie van het parket" genoemd. * Vaststelling Het openbaar ministerie wordt gekenmerkt door een erg hiërarchische structuur: er bestaat een heuse barrière tussen de "eerstelijnsparketten" (de 27 Procureurs des Konings en hun medewerkers, die verbonden zijn aan de rechtbanken van eerste aanleg van de 27 gerechtelijke arrondissementen van het land) en de parketten-generaal (de 5 Procureurs-Generaal en hun medewerkers die verbonden zijn aan de hoven van beroep van de 5 rechtsgebieden van het land). Dit leidt ertoe dat kennis en expertise die werden opgebouwd door de eerstelijnsparketten onvoldoende worden doorgegeven aan de parketten-generaal. Concreet betekent dit dat in dossiers, waarbij na een vonnis in eerste aanleg in beroep wordt gegaan bij het hof van beroep, de Procureur-Generaal vaak identiek hetzelfde werk verricht als de Procureur des Konings. Dit belemmert zonder twijfel de efficiënte werking van het gerecht en vormt één van de factoren die bijdragen tot de gerechtelijke achterstand. * De hervorming van de structuren Het voorontwerp van wet gaat uit van een eigentijdse invulling van de gezagsrelatie en van een samenwerkingsmodel, gebaseerd op synergie, complementariteit en permanent overleg. Het bevat volgende krachtlijnen: - Mobiliteit van de magistraten van de parketten van eerste aanleg en van de hoven van beroep: zo zal een Procureur des Konings die gespecialiseerd is in milieuzaken zijn dossier kunnen opvolgen wanneer het wordt behandeld door het Hof van Beroep. Een Procureur-Generaal, gespecialiseerd in fiscaliteit, zal zijn expertise onmiddellijk kunnen aanbrengen, m.a.w. reeds wanneer de zaak voorkomt voor de rechtbank van eerste aanleg. - Er komen bevoegdheidspools: gemengde teams van magistraten van eerste aanleg en van de parketten-generaal voor de behandeling van complexe dossiers. De magistraten zullen op gelijke voet samenwerken. De samenstelling van de teams gebeurt heel eenvoudig, alle onnodige formaliteiten worden achterwege gelaten. - Einde van de "militaire" hiërarchie: er wordt een moderne gezagsrelatie ontwikkeld, die een einde maakt aan het puur hiërarchische model en het samenwerkingsmodel installeert. Er zal permanent overleg worden gepleegd. (*) wet van 22 december 1998.