Verlenging van het recht op klein verlet voor werknemers in het kader van de vaccinatie tegen COVID-19
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Werk Pierre-Yves Dermagne een ontwerp van koninklijk besluit goed ter verlenging van het recht op betaalde afwezigheid voor werknemers die zich laten vaccineren tegen het coronavirus COVID-19.
Via de wet van 15 november 2022 over de herinvoering van het recht op klein verlet voor werknemers met het oog op het toegediend krijgen van een vaccin ter bescherming tegen het coronavirus COVID-19, werd het vaccinatieverlof opnieuw ingevoerd om zo werknemers maximaal te stimuleren zich te laten vaccineren. De regeling die deze wet instelt, is ingegaan op 1 oktober 2022 en geldt nog tot en met 31 december 2022.
Het ontwerp van koninklijk besluit beoogt de toepassing van deze wettelijke regeling te verlengen tot 31 maart 2023. Tot die datum zal elke werknemer met een arbeidsovereenkomst bij een werkgever nog het recht hebben om van het werk afwezig te zijn, met loonbehoud, om zich te laten vaccineren, en dit gedurende de hiervoor nodige tijd.
De werknemer heeft dit recht eveneens om een minderjarig kind dat met hem samenwoont te begeleiden gedurende de tijd die nodig is om dit kind te laten vaccineren, of om een meerderjarige met een handicap of onder voogdij te begeleiden, ongeacht of het om zijn eigen kind gaat of om iemand over wie de werknemer het wettelijk voogdijschap uitoefent, en dit gedurende de hiervoor nodige tijd.
Om loongerechtigd te zijn moet de werknemer zijn werkgever vooraf verwittigen, zodra hij het tijdstip of het tijdslot van de vaccinatie kent. Op verzoek van de werkgever dient de werknemer hiervan het bewijs voor te leggen. Hij moet het verlof gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan.
Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.