Vergunningsstelsel van de inrichtingen voor berging van radioactief afval
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken Jan Jambon een ontwerp van koninklijk besluit goed tot vaststelling van het vergunningsstelsel van de inrichtingen voor berging van radioactief afval.
Het ontwerp moet een specifiek regelgevend kader creëren voor de inrichtingen voor berging van radioactief afval en een specifieke vergunningsprocedure invoeren voor inrichtingen voor eindberging van radioactief afval. De invoering van een dergelijk regelgevend kader wordt opgelegd door de Europese richtlijn 2011/70/Euratom van 19 juli 2011.
Aangezien de ontwikkeling van een inrichting voor berging van radioactief afval vele tientallen jaren in beslag neemt, is het aangewezen te kiezen voor een gefaseerde benadering. Zo maakt men een onderscheid tussen de preoperationele periode, de operationele periode en de postoperationele periode. De operationele periode omvat bouw-, exploitatie- en sluitingsactiviteiten. Na de sluiting bevindt de inrichting zich in haar eindtoestand. De postoperationele periode begint met de controlefase, die een einde neemt met de opheffing van de radiologische controle.
De oprichtings- en exploitatievergunning heeft betrekking op zowel de operationele als de postoperationele periode. De oprichtingsactiviteiten zijn slechts toegelaten na het verlenen van deze vergunning. De exploitatie- en sluitingsactiviteiten evenals de overgang naar de controlefase zijn slechts mogelijk op vraag van de exploitant en nadat de oprichtings- en exploitatievergunning opnieuw bevestigd werd, waarbij de mogelijkheid voorzien is om de vergunningsvoorwaarden te wijzigen.
Het ontworpen vergunningsstelsel voor de inrichtingen voor berging van radioactief afval verschilt voornamelijk van dit van de andere inrichtingen van klasse I door het feit dat meerdere besluiten tot bevestiging van de oprichtings- en exploitatievergunning voorzien zijn. Een ander belangrijk verschil is dat veiligheid (bescherming van mens en milieu tegen de risico’s van ioniserende straling) en beveiliging (bescherming van de inrichting tegen kwaadwillige handelingen) geïntegreerd worden, zoals aanbevolen door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA).
Het ontwerp wordt voor advies overgemaakt aan de Raad van State.