Verdrag van Tampere
Levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties
Levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties
Op voorstel van minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht keurde de ministerraad een voorontwerp van wet goed houdende instemming met het Verdrag van Tampere inzake de levering van telecommunicatievoorzieningen voor rampenmitigatie en noodhulpoperaties. Dit verdrag werd gesloten te Tampere (Finland) op 18 juni 1998. De tekst van het verdrag was tot 21 juni 2003 voor ondertekening opengesteld op het hoofdkwartier van de Verenigde Naties, New York, voor alle staten die lid zijn van de Verenigde Naties of van de Internationale Telecommunicatie Unie. Aangezien de ondertekeningstermijn verstreken is, kan men momenteel nog slechts Partij worden door neerlegging van een akte van toetreding (artikel 12, 2.). Een toetredingsakte kan slechts neergelegd worden na het aannemen van een wet houdende instemming met het verdrag en de ondertekening ervan door de bevoegde ministers en de Koning. Een toetredingsakte wordt ondertekend door de Minister van Buitenlandse Zaken en de Koning en neergelegd bij de depositaris van het verdrag, in dit geval de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (artikel 16). Overeenkomstig artikel 12, 3., is het verdrag in werking getreden op 8 januari 2005 aangezien op 9 december 2004 dertig staten een akte hadden neergelegd van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of het verdrag definitief ondertekend hadden. Doel van dit verdrag is bestaande beperkingen en hinderpalen aan te pakken die bijstand op telecommunicatiegebied in geval van rampen bemoeilijken. Het verdrag biedt een internationaal raamwerk om het gebruik en de levering van telecommunicatievoorzieningen bij rampen en noodhulpoperaties te vergemakkelijken en om de samenwerking bij rampenbestrijding en noodhulp te bevorderen. Op die manier wordt ernaar gestreefd om dankzij snelle en efficiënte uitwisseling van informatie het verlies aan mensenlevens, het menselijk lijden en de schade aan eigendommen en leefomgeving als gevolg van rampen te beperken.