Uitbreiding van het GPMI voor alle nieuwe leefloners werpt vruchten af
Brussel, 25 april 2019. Op 1 november 2016 werd de OCMW-wetgeving hervormd om de maatschappelijke integratie en de professionele inschakeling van leefloners beter te ondersteunen. De Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie onderzocht naar aanleiding hiervan het gebruik van het GPMI twee jaar na de verplichting van deze maatregel voor alle nieuwe leefloners. Conclusie: alle 581 OCMW’s passen de maatregel toe en sommige doen er een schepje bovenop door ook trajecten aan te bieden voor individuen waartoe de wetgever hen niet verplicht.
Wat is een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI)?
Het GPMI is een traject dat in samenspraak met de steunaanvrager wordt opgemaakt om hem/haar volgens een welbepaald plan te helpen om zelfredzamer te worden en meer greep te krijgen op het leven. Het traject heeft bij voorkeur betrekking op de inschakeling in het beroepsleven of op de integratie in de maatschappij. Het contract gaat uit van de verwachtingen, de vaardigheden, de bekwaamheden en de behoeften van de betrokken persoon. Dankzij deze overeenkomst krijgt de steunaanvrager zowel een duidelijke individuele begeleiding op maat van zijn/haar wensen en noden, alsook een of meerdere duidelijke doelen om samen met het OCMW naar toe te werken.
De studiedienst van de POD MI analyseerde de evolutie van het aantal GPMI over een periode van 3 jaar: van oktober 2015 tot oktober 2018.
Het GPMI: uitgebreid naar alle nieuwe steunaanvragers
Het afsluiten van een GPMI werd sinds november 2016 uitgebreid naar alle nieuwe steunaanvragen. Voor deze datum was dit enkel noodzakelijk voor personen jonger dan 25 jaar. Ondanks het feit dat dit verplicht werd voor nieuwe aanvragen kan het OCMW dit ook aanbieden aan iedereen die reeds bij het OCMW een steun krijgt.
De studiedienst concludeerde dat het aandeel leefloners met een GPMI steeg van 16,8% in oktober 2015 tot 47,9% in oktober 2018.
De 52,1% zonder GPMI valt uiteen in twee subgroepen. Ten eerste een groep van 40,6% waar we personen vinden die ofwel voor een heel beperkte tijd steun vragen bij het OCMW en waarvoor het opstellen van een GPMI meer tijd vergt dan de steunperiode; ofwel personen die recentelijk bij het OCMW een steunaanvraag indienden en in afwachting zijn van een GPMI; ofwel personen die reeds een leefloon ontvingen in de periode voor de hervorming en waarvoor het GPMI vrijblijvend is. Ten tweede een kleine groep van 11,5% waar we personen aantreffen die een reeds over een tewerkstelling via het OCMW beschikken.
Het GPMI: ook gewenst door andere steunaanvragers
Uit een steekproef bij OCMW’s die een hoger aantal GPMI hebben dan het Belgisch gemiddeld, blijkt dat sommige OCMW’s ook trajecten aanbieden voor leefloners die reeds sinds een periode voor de wetswijziging door het OCMW geholpen worden.
De studiedienst berekende en concludeerde vervolgens dat voor oktober 2018, 41,2% van de nieuwe GPMI-contracten die door mensen van 25 jaar en ouder werden ondertekend, facultatief werden aangegaan. Van deze facultatieve contracten had ongeveer driekwart al vóór de hervorming een leefloon zonder een onderbreking van ten minste drie maanden. Het resterende kwart was reeds werkzaam en ontving aanvullend leefloon of had een andere vorm van een bijkomende tewerkstellingsmaatregel (art 60, art 61, …).
Leeftijd van de steunaanvrager beïnvloedt het aangaan van een GPMI
Dieper inzoomend op het profiel van de steunaanvrager merken we op dat de leeftijd een invloedrijke factor is voor het afsluiten van een GPMI. In oktober 2018 bestond de groep met een GPMI uit 46,6% personen jonger dan 25 jaar, 40% in de leeftijdscategorie 25-44 jaar en 13,4% zijn 45 jaar of ouder.
Kijken we naar dezelfde verdeling binnen binnen de leefloonpopulatie, dan merken we voornamelijk grote verschillen op bij personen jonger dan 25 jaar en 44 jaar en ouder. (30,3% is jonger dan 25 jaar, 44,5% is de leeftijdscategorie 25-44 jaar en 25,1% zijn 45 jaar of ouder).
Extra financiële ondersteuning voor OCMW’s
Met het oog op de dekking van de kosten van begeleiding en activering van de steunaanvragers, krijgt het OCMW een extra subsidie die overeenkomt met 10% van het toegekende bedrag van het leefloon gedurende maximum 1 jaar. Momenteel werd zo 50.026.457,44 euro betoelaagd.
Het overgrote deel van de subsidie wordt door de OCMW’s aangewend om hun personeelskosten te dekken. Slecht 7,1% gebruikt dit om activiteiten en werkingskosten allerhande te verantwoorden. Kleine OCMW’s maken meer gebruik van deze mogelijkheid (21,2%) dan de 5 grote OCMW’s die het integraal inzetten voor het betalen van hun personeelskosten (99,9%).
De meerderheid van het budget voor activiteiten (63,9%) wordt aangewend voor vorming van leefloners, gevolgd door 14,7% voor opleidingen en informatiesessies over het GPMI aan medewerkers en/of steunaanvragers.
Meer info : https://www.mi-is.be/sites/default/files/statistics/focus_gpmi.pdf