Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen
Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Minister van Justitie, keurde de Ministerraad het voorontwerp van wet goed tot verruiming van de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen.
Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Minister van Justitie, keurde de Ministerraad het voorontwerp van wet goed tot verruiming van de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen.
Dit voorontwerp van wet, dat in de lijn ligt van de hervorming van de wet van ?65 over de jeugdbescherming, heeft drie doelstellingen : 1. Personen die minderjarigen inzetten bij misdrijven worden strenger gestraft Deze volwassenen hopen een strafrechtelijke vervolging te ontlopen gezien de specifieke aanpak waarop minderjarigen recht hebben in het kader van de wet betreffende de jeugdbescherming. Om dit gevoel van straffeloosheid tegen te gaan voorziet het voorontwerp van wet een verhoging van de minimumstraf voor de misdaad of het misdrijf, wanneer een minderjarige zou zijn ingeschakeld om de inbreuk te plegen. Er wordt een bijkomende verhoging van de straf voorzien in geval van verzwarende omstandigheden : - De minderjarige is jonger dan 16 jaar, - De volwassene maakt misbruik van de kwetsbare situatie van de jongere (weggevlucht, achtergelaten enz?), - De volwassene heeft gezag over de jongere of heeft hem in zijn bewaring, - Er is sprake van een gewoonte. 2. Het kader van de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen, voorzien in de wet van 28 november 2000, wordt uitgebreid. De wet van 28 november 2000 over de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen, een rechtstreeks gevolg van de zaak Dutroux, richtte zich bijna uitsluitend op zedendelicten en mishandeling ten aanzien van minderjarigen. Het huidige voorontwerp probeert op een adequatere wijze een antwoord te geven op het gebruik van minderjarigen door volwassenen voor criminele doeleinden, boven op het restrictieve kader van de wet van 2000. 3. Een coherentere strafrechtelijke bescherming van minderjarigen Het voorontwerp maakt van de gelegenheid gebruik om de meeste strafbepalingen die voorkomen in de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming onder te brengen in het Strafwetboek. Het gaat onder meer over het aanzetten tot bedelen van minderjarigen. Het voorontwerp heft ten slotte de strafbepalingen uit dezelfde wet op die betrekking hebben op misdrijven die vandaag door andere wetgeving worden beteugeld, of die niet meer niet meer worden toegepast. Met deze nieuwe maatregelen wil de Minister van Justitie een efficiëntere strijd voeren tegen het inzetten van minderjarigen bij misdrijven.