Ontwerpomzendbrieven over de federale personeelsmonitoring
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Begroting Hervé Jamar en minister van Ambtenarenzaken Steven Vandeput de ontwerpomzendbrieven goed over de federale personeelsmonitoring.
Die ontwerpomzendbrieven hebben als doel de omzendbrief van 18 december 2014 betreffende de federale personeelsmonitoring te vervangen:
- omzendbrief 645 - informatie over de federale monitoring van het risico op overschrijding van de personeelskredieten in 2015 en 2016 en de personeelsenveloppes 2015-2016
- omzendbrief 644 - informatie over de methodologie voor de berekening van de KPI’s voor de monitoring van het risico
De eerste omzendbrief beschrijft de methodologie waarmee de indicatoren worden bepaald die het mogelijk maken de risico's op overschrijding van de personeelsenveloppes en -kredieten in het oog te houden. Die methodologie is gebaseerd op de Sepp-toepassing, waarvan de principes zullen worden uitgebreid naar alle entiteiten die een monitoring moeten ondergaan. De monitoring gebeurt driemaal per jaar (januari, mei en september).
De tweede omzendbrief heeft het over de bepaling van de enveloppes/kredieten 2015 en 2016 en de aanwending ervan in 2015. De entiteiten die een monitoring moeten ondergaan worden samengebracht in drie groepen:
- de entiteiten waarvan de enveloppe integraal in het Sepp-platform is opgenomen (de FOD's/POD's en bijhorende diensten, de meeste bijzondere korpsen en een groot aantal ION) en de OISZ, die eventueel op het einde van het jaar in Sepp zullen worden opgenomen
- de entiteiten die een eigen systeem hanteren voor de evaluatie van het risico op overschrijding: federale politie, Defensie, diplomatiek korps
- de andere entiteiten (sommige ION en gelijkgestelde diensten)
Geen enkele beslissing in 2015 mag leiden tot een overschrijding van de bedragen die in de bijlage worden bepaald. Die bijlage bepaalt per entiteit het bedrag van de beschikbare personeelskredieten voor 2015 en 2016.
Indien geen enkel risico op overschrijding zich voordoet, kunnen al dan niet structurele HR-beslissingen worden genomen, na akkoord van de Inspectie van Financiën, van de afgevaardigde van de minister van Begroting of van de regeringscommissaris.