Bescherming van archeologisch erfgoed
Verdrag voor de bescherming van het archeologisch erfgoed
Verdrag voor de bescherming van het archeologisch erfgoed
De ministerraad ging akkoord met het voorontwerp van wet dat instemt met het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed. (Valetta 16 januari 1992) Minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht legde het voorontwerp voor. Het herziene Verdrag werkt de bepalingen van het Verdrag bij dat de Raad van Europa in 1969 goedkeurde. (STE nr 66) De nieuwe tekst schrijft de bescherming en de herwaardering van het archeologisch erfgoed in de doelstellingen in van het beleid inzake stedenbouw en ruimtelijke ordening. Hij schrijft voor op welke manier de samenwerking tussen archeologen, stedenbouwkundigen en planologen tot stand moet komen om het archeologisch onderzoek zo goed mogelijk te beschermen. Het herziene Verdrag formuleert oriëntaties voor de financiering van de opgravingen, het onderzoek en de publicatie van de bereikte resultaten. Het bepaalt ook de toegang van het publiek tot de archeologische vindplaatsen en de opvoedkundige actie die de staten moeten voeren om de publieke opinie bewust te maken van de waarde van het archeologisch erfgoed. Het herziene Verdrag vormt ten slotte een institutioneel kader voor de pan-Europese samenwerking inzake archeologisch erfgoed die een systematische uitwisseling van ervaringen en deskundigen tussen de verschillende landen inhoudt. De Commissie die belast is met de toetsing van de toepassing van het Verdrag, vervult een stuwende en coördinerende rol in de beleidvorming ten aanzien van het archeologisch erfgoed in Europa. Het herziene Verdrag is op 25 mei 1995 in de internationale rechtsorde in werking getreden.