13 feb 2004 16:00

Jeugdbescherming

De Ministerraad heeft de kadernota goedgekeurd rond de hervorming van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.

De Ministerraad heeft de kadernota goedgekeurd rond de hervorming van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.

Ter herinnering: het regeerakkoord van 9 juli 2003 heeft expliciet in het vooruitzicht gesteld dat de wet op de jeugdbescherming zal worden gemoderniseerd en dit "met het oog op een betere bescherming van en het geven van meer kansen en hulp aan jongeren om zich in te passen in onze veeleisende samenleving. Daarnaast zal dit nieuwe jeugdrecht voorzien in een sanctionering van delinquente jongeren tegen wie dit het enige middel is om onze maatschappij tegen hun criminele activiteiten te beveiligen". Het hervormingsontwerp dat voorgesteld is door Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, beoogt enerzijds om bepaalde praktijken die zich de laatste jaren ontwikkelden een wettelijke grondslag te verlenen, en anderzijds om bepaalde vernieuwingen in te voeren aangaande het ten laste nemen van de minderjarige die een strafbaar feit heeft gepleegd. Waarom een hervorming van de wet van 1965? Voor wat de jeugddelinquentie betreft, moet men vaststellen dat, alhoewel het van kracht zijnde beschermingssysteem voor 90% aangepast is aan de situaties die zich thans voordoen, niettemin voldoende aangetoond is dat het systeem beperkingen vertoont ten aanzien van jonge delinquenten die meermaals recidiveren (of wanneer het over zware delinquentie gaat). Voorts kunnen bepaalde gevaarlijke, delinquente gedragingen hun oorsprong vinden in de familiale context. Er zullen maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van ouders die het belang van hun kinderen die delinquent gedrag stellen niet meer behartigen, teneinde hen ertoe aan te zetten om hun verantwoordelijkheid volledig op te nemen. Met welke gevaarssituatie men ook te maken krijgt, het antwoord dat men aan een minderjarige geeft moet in de eerste plaats opvoedend, snel, doeltreffend, efficiënt en preventief zijn, via gepaste beschermende, opvoedende of dwangmaatregelen. De wet van 1965 wordt dus zeker niet volledig herzien. De hervorming is er voornamelijk op gericht om de middelen te versterken die ter beschikking staan van de procureurs des Konings en van de jeugdrechters, teneinde: - aan de minderjarige de kans te geven om zelf voor "herstel" te zorgen; - de voorkeur te geven aan het opvoeden van de minderjarige in zijn leefmilieu; - het beroep op plaatsing in gemeenschapsinrichtingen te verminderen. De hervormingsvoorstellen: * aan de procureurs des Konings de bevoegdheden geven om snel en beter te kunnen handelen: - de praktijk van het herinneren aan de wet, met name het herinneren aan de risico's die de jongere loopt als gevolg van het gestelde strafbare feit; - de praktijk van de herstelbemiddeling, wat met name toelaat: * de eventuele slachtoffers te vergoeden; * de sociale band met de eventuele slachtoffers te herstellen. * De waaier van maatregelen waarover de jeugdrechter beschikt uitbreiden: In de praktijk hebben de jeugdrechters nieuwe antwoorden op jeugdcriminaliteit ontwikkeld, die ondersteund en verder ontwikkeld dienen te worden. Het gaat met name over: - de praktijk van de herstelverzoening, in navolging van de herstelbemiddeling die de procureur des Konings uitvoert. - het invoeren van prestaties van educatieve aard of van algemeen belang, zowel bij een voorlopige beslissing als bij een beslissing ten gronde, en dit in samenwerking met de civiele bescherming of in het kader van humanitaire opdrachten van landsverdediging. - de jeugdrechter de mogelijkheid geven om een beroep te doen op andere manieren van plaatsing die beter aangepast zijn aan de persoonlijkheid van de minderjarige (jeugdpsychiatrische en drug- en dranktherapeutische dienst) en dit voor een welbepaalde termijn. Dit laat ook toe om de jongeren uit de gesloten instellingen te houden, aangezien ze daar niet op hun plaats zijn. De keuze van de maatregelen zal vergemakkelijkt worden door de opstelling van een lijst met criteria. De toepassing van deze maatregelen zal ook kunnen worden gekoppeld aan specifieke voorwaarden (geregeld schoolbezoek, opleiding/sensibilisatie, verbod om op bepaalde plaatsen te komen). * Aan de minderjarige de mogelijkheid bieden om verantwoordelijkheid op te nemen voor de daden die hij beging Het doel van dit project is om aan de minderjarige de mogelijkheid te bieden om aan de jeugdrechter een geschreven project voor te leggen van "maatregelen" waaraan hij zich wil onderwerpen. Indien de rechter akkoord gaat met het project, zal het in een akkoord bekrachtigd worden. De uitvoering van dit akkoord zal op doeltreffende wijze worden opgevolgd. In geval van niet-naleving van het akkoord, zal de jeugdrechter een andere maatregel kunnen bevelen. Deze nieuwe optie geeft aan de delinquent de mogelijkheid om verantwoordelijkheid op te nemen voor de daden die hij beging (hij draagt de oplossing aan) en om naar best vermogen en met kennis van zaken te kiezen welke opvoedkundige of herstellende maatregelen voor hem nuttig en noodzakelijk zijn. De ouders reponsabiliseren met betrekking tot de feiten die hun kinderen pleegden Het belang van de rol van de ouders en van de wettelijke vertegenwoordigers van de delinquente minderjarige is in herinnering gebracht door een Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende nieuwe wijzen om om te gaan met jeugdcriminaliteit en de rol van het jeugdrecht (Aanbev. (2003) 20 - aangenomen door het Comité van Ministers op 24 september 2003, tijdens de 823e vergadering van de Afgevaardigden van de Ministers). "Men zou de ouders (of de wettelijke voogden) moeten aanmoedigen om zich bewust te worden van hun verantwoordelijkheid ten overstaan van het onrechtmatige gedrag van jonge kinderen en om die verantwoordelijkheid ook op te nemen. Ze zouden moeten aanwezig zijn bij de zittingen van de rechtbanken (tenzij dit aanzien wordt als strijdig met het beoogde doel) en wanneer de omstandigheden het vereisen, kan men hen hulp, steun en raad verschaffen. Indien het gerechtvaardigd is, zouden ze een psychosociale begeleiding moeten aanvaarden of een opleiding moeten volgen over het uitoefenen van hun ouderlijke verantwoordelijkheden, ze moeten er over waken dat hun kind naar school gaat en ze moeten de officiële organen bijstaan bij de uitvoering van de sancties en maatregelen in de gemeenschap". In die zin kunnen er bepaalde maatregelen genomen worden ten overstaan van de ouders die het laten afweten of waarvan het duidelijk is dat ze zich niet voor hun kinderen interesseren. Door niet te reageren op herhaalde delinquente feiten, verslechten ze de situatie van hun kinderen. Het is noodzakelijk dat de ouders betrokken worden bij de diverse stappen van de procedure. Met het oog hierop zullen ze systematisch worden opgeroepen. Bij niet verschijnen zonder geldig motief (omdat de ouders geen interesse hebben), kunnen ze veroordeeld worden tot een boete van 150 euro. De rechtbank kan eveneens een ouderstage bevelen, om aan de ouders die hun taak niet vervullen de middelen te verschaffen om een positief ouderlijk gezag te (her)vestigen binnen het gezin. Welke oplossingen voor degenen die herhaaldelijk recidiveren en voor degenen die zware feiten plegen? Voor deze gevallen werd er herhaaldelijk een beroep gedaan op het plaatsen in een gesloten instelling en uitzonderlijk waren ze het voorwerp van een uithandengeving. Vooraleer het over de uithandengeving te hebben, is het evenwel belangrijk om nota te nemen van de hierboven aangehaalde reeks nieuwe maatregelen die zullen ingeschreven worden in de wet. Deze zouden moeten toelaten dat het aantal gevallen van uithandengeving vermindert. Wat is uithandengeving? Uithandengeving is een bijzondere en uitzonderlijke mogelijkheid waarover de jeugdrechter beschikt om het dossier van een jongere (ouder dan zestien jaar op het ogenblik van de feiten) door te verwijzen naar de jurisdictie die normaal voorbehouden is voor volwassenen. Hiertoe zal een specifieke correctionele kamer in de rechtbank van 1ste aanleg of in het hof van beroep voorzien worden. De jeugdrechtbank maakt van deze mogelijkheid "in laatste instantie" gebruik indien hij - op basis van een medisch-psychologisch verslag en een sociaal onderzoek - van mening is dat geen enkele van de maatregelen die hij ter beschikking heeft en die hij de jongere in beginsel kan opleggen, aangepast is. Men telt momenteel zowat 130 gevallen van uithandengeving per jaar (106 in 1999 - 134 in 2000 - 135 in 2001 => waarvan 31 in Vlaanderen, 39 in Wallonië en 65 in Brussel).De voorwaarden voor een uithandengeving zullen identiek blijven (sociaal onderzoek en medisch-psychologisch verslag, die zich specifiek uitspreken over de opportuniteit van een uithandengeving), maar de proceduretermijnen zullen gepreciseerd worden en korter zijn. Wat gebeurt er met de jongere tijdens de procedure van uithandengeving? Pas in januari 2002 paste België zich aan de richtlijnen van het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind aan. Bijgevolg en tevens rekening houdend met het beperkt aantal plaatsen die beschikbaar zijn in de gesloten afdelingen van de gemeenschapsinstellingen, werd het federaal centrum van Everberg opgericht. In het kader van deze hervorming stellen wij voor dat de minderjarige die zich in een gesloten afdeling van een gemeenschapsinstelling bevindt en die het voorwerp is van een dagvaarding van uithandengeving, naar een gesloten federaal centrum wordt overgebracht (momenteel Everberg), tijdens de duur van de procedure van uithandengeving en dit onder voorbehoud van het aantal beschikbare plaatsen. Waar zit de jongere na de uithandengeving de straf uit die door de jurisdictie voor volwassenen uitgesproken werd? Zoals tijdens de procedure van uithandengeving, zal de straf uitgezeten worden in een gesloten federaal centrum (momenteel Everberg) en dit onder voorbehoud van het aantal beschikbare plaatsen. Het Wetboek van Strafvordering zal in die zin worden gewijzigd. In geval van agressie, ontsnapping of overmacht, zal de wet niettemin de mogelijkheid voorzien om de jongeren die in het gesloten federaal centrum geplaatst zijn naar het klassieke penitentiaire systeem te verwijzen. De specifieke omkadering en het ten laste nemen van deze jonge delinquenten zullen het voorwerp zijn van een samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de Gemeenschappen, elk voor wat hun respectievelijke bevoegdheden betreft. Deze jongen zullen het voorwerp zijn van specifieke en aangepaste maatregelen voor maatschappelijke integratie (uitgaanspermissie, penitentiair verlof, voorwaardelijke invrijheidsstelling, enz.). De volgende stappen De voorgestelde hervorming zal ter onderzoek en ter discussie (of voor raadpleging) voorgelegd worden aan de verschillende professionelen die op het terrein werkzaam zijn. Het verslag zal tegen 15 maart 2004 afgesloten worden. Het wetsontwerp, dat na de voornoemde raadplegingen zal volgen, zal overlegd worden met de gemeenschappen, zoals voorzien door de wet op de hervorming van de instellingen. Dit overleg zal toelaten dat wordt overgegaan tot een optimale, snelle en performante actie tegenover de jeugdcriminaliteit. Het is evident dat de slaagkansen van deze hervorming ook in grote mate afhankelijk zijn van de toegekende budgettaire middelen en van een efficiënte en gestructureerde samenwerking van de federale en communautaire overheden.