Unescoverdrag over de erkenning van diploma's
Instemming met het verdrag over de erkenning van diploma's in het hoger onderwijs
Instemming met het verdrag over de erkenning van diploma's in het hoger onderwijs
Minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht legde aan de ministerraad een voorontwerp van wet voor dat instemt met het verdrag inzake de erkenning van diploma's in het hoger onderwijs in de Europese regio. (Lissabon, 11 april 1997) De Raad van Europa en de Unesco stelden het verdrag gezamenlijk op met de bedoeling het rechtskader op Europees vlak te harmoniseren. Het vervangt op termijn zes andere verdragen die op dat gebied van kracht zijn in het kader van de Raad van Europa of de Unesco. Het Verdrag wil de erkenning van kwalificaties die een land heeft uitgereikt door een ander land vergemakkelijken. De dossiers moeten op een billijke wijze en binnen een redelijke termijn worden onderzocht. Men kan de erkenning van een kwalificatie enkel wijzigen als ze substantieel verschilt van die die het gastland heeft uitgereikt, wat moet worden bewezen. De staten, de Heilige Stoel en de Europese Gemeenschap wijzen de bevoegde autoriteiten aan die belast zijn met het nemen van de verschillende erkenningsbeslissingen. Twee organen houden toezicht, promoten en vergemakkelijken de uitvoering van het Verdrag: het Comité van het Verdrag betreffende de erkenning van de kwalificaties voor hoger onderwijs in de Europese regio en het Europees netwerk van de nationale informatiecentra inzake academische erkenning en mobiliteit (ENIC). Het Comité is belast met het promoten van de toepassing ervan en met het toezicht op de uitvoering ervan. Daartoe kan het, bij meerderheid van de Partijen, aanbevelingen, verklaringen, protocollen en codes of good practise goedkeuren. Het Comité wint het advies in van het netwerk ENIC alvorens beslissingen te nemen. Het netwerk van zijn kant steunt de praktische uitvoering van het Verdrag door de bevoegde nationale autoriteiten. Het Verdrag is in werking getreden op 1 februari 1999.