Vastlegging van de bedragen voor de fondsen beschermde klanten aardgas en elektriciteit
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Energie Tinne Van der Straeten twee ontwerpen van koninklijk besluit goed die de berekeningsmethode bepalen voor de bedragen die bestemd zijn voor zowel het fonds beschermde klanten aardgas als het fonds beschermde klanten elektriciteit.
Het eerste ontwerp van koninklijk besluit beoogt de vastlegging van de nodige bedragen voor het fonds beschermde klanten aardgas. Deze bepaling is overgenomen uit het koninklijk besluit van 2 april 2014. Hierbij werd reeds verwezen naar de "referentieprijs" van aardgas, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 29 maart 2012 omtrent de regels voor het bepalen van de toepassingskosten van de sociale tarieven voor aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan.
Het tweede ontwerp van koninklijk besluit legt de bedragen voor het fonds beschermde klanten elektriciteit vast. Deze bepaling is gebaseerd op het koninklijk besluit van 22 december 2003 dat de regels bepaalt voor de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan residentiële beschermde klanten. Naar analogie met het eerste ontwerp van koninklijk besluit wordt hierbij voortaan verwezen naar de "referentieprijs" van elektriciteit, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 29 maart 2012.
De ontwerpen worden ter advies voorgelegd aan de Raad van State.
Ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de berekeningsmethode om de middelen te bepalen die nodig zijn voor het behalen van de doelstellingen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen en de modaliteiten voor het beheer van de erin bedoelde fondsen door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
Ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de berekeningsmethode om de middelen te bepalen die nodig zijn voor de uitvoering van de doelstellingen bedoeld in artikel 21bis, § 1 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de modaliteiten voor het beheer van de erin bedoelde fondsen door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas