Aanpassing van de inkomensdrempel voor de inhouding op de invaliditeitsuitkering van gerechtigden met gezinslast
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke een ontwerp van koninklijk besluit goed inzake een aanpassing van de inhouding van 3,5 % op de invaliditeitsuitkering van gerechtigden met gezinslast.
In uitvoering van de welvaartsvastheid van de sociale prestaties (2021-2022) is het bedrag van de minimum invaliditeitsuitkering 'regelmatig werknemer' voor een gerechtigde met gezinslast met ingang van 1 juli 2021 met 2,5 % verhoogd, van 62,08 euro tot 63,63 euro.
Dit nieuw bedrag overschrijdt echter het drempelbedrag van 62,10 euro voor de inhouding van 3,5 % voor de financiering van de pensioenen.
Daardoor zou voortaan een inhouding moeten gebeuren op de invaliditeitsuitkering van de gerechtigden met gezinslast die een minimumuitkering ontvangen.
Na deze inhouding zouden deze gerechtigden 0,02 euro overhouden van voormelde verhoging van hun uitkering met 1,55 euro.
Het ontwerp beoogt de toepassing van deze inhouding te vermijden door een verhoging van het drempelbedrag voor deze inhouding.
Het ontwerp wordt voor spoedadvies voorgelegd aan de Raad van State.
Ontwerp van koninklijk besluit tot herwaardering van het bedrag bedoeld in artikel 136, § 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) voor de gerechtigden met gezinslast