Vaststelling van de definitieve autonomiefactor in het kader van de wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Financiën Johan Van Overtveldt een ontwerp van koninklijk besluit goed dat de definitieve autonomiefactor in het kader van de fiscale autonomie inzake de personenbelasting van de Gewesten vaststelt.
In het kader van hun fiscale autonomie inzake de personenbelasting, kunnen de gewesten opcentiemen heffen op een deel van de personenbelasting. De gewestelijke opcentiemen worden berekend op de gereduceerde belasting Staat, dit is de belasting Staat verminderd met een bedrag dat gelijk is aan de belasting Staat vermenigvuldigd met de autonomiefactor. Voor de aanslagjaren 2015, 2016 en 2017 werd de autonomiefactor voorlopig vastgelegd op 25,99% op basis van de vermoedelijke dotatie en de geraamde belastingen en fiscale uitgaven voor het aanslagjaar 2015. Vanaf aanslagjaar 2018 moet de definitieve autonomiefactor worden toegepast.
Overeenkomstig de bijzondere financieringswet, stelt het ontwerp van koninklijk besluit de definitieve autonomiefactor vast op 24,957%. In de bijzondere financieringswet is voorzien dat de middelen voor de gewesten voor 2015, 2016 en 2017 ook worden herzien om rekening te houden met de definitieve autonomiefactor. Dit zal aanleiding geven tot een recuperatie van het teveel gestorte voor 2015, 2016 en 2017.
Het ontwerp wordt voor advies aan de Raad van State overgemaakt.
Ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de autonomiefactor als bedoeld in artikel 5/2, § 1, derde en vierde lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten