Overheveling van de goederen, rechten en verplichtingen van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Sociale Zaken Maggie De Block en van minister van Werk Kris Peeters een ontwerp van koninklijk besluit goed rond de overheveling van de goederen, rechten en verplichtingen van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels (DIBISS) naar de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), FAMIFED en de Federale Pensioendienst.
De wet die de integratie regelt van sommige opdrachten en een deel van het personeel van DIBISS in de RSZ en diverse aangelegenheden regelt met betrekking tot FAMIFED en de Federale Pensioendienst treedt in werking op 1 januari 2017. Het ontwerpbesluit zorgt voor de overheveling van de goederen, de wettelijke en contractuele rechten en verplichtingen betreffende DIBISS naar de RSZ, FAMIFED en de FPD.
Voor de roerende goederen gebeurt de overdracht aan de verschillende instellingen in functie van het overgedragen personeel. Voor FAMIFED voorziet het besluit in de overdracht op 1 september 2016 (zijnde de datum van de overdracht van de operationele diensten), zodat hiermee de reeds gerealiseerde overdracht geregulariseerd wordt. Voor de andere instellingen en voor het ondersteunend personeel, dat wordt overgedragen aan FAMIFED, gebeurt de overdracht op 1 januari 2017.
De roerende goederen, die niet aan het overgedragen personeel gebonden zijn, worden overgedragen aan de RSZ, met uitzondering van een aantal in het besluit opgesomde goederen. De onroerende goederen worden overgedragen aan de RSZ. De RSZ en de FPD dragen bij in de lasten van de onroerende goederen, die zich in België bevinden, tot aan de ontbinding van DIBISS op 1 januari 2017.
De verschillende instellingen nemen de rechten en de plichten van DIBISS over wat betreft de overgedragen opdrachten (goederen, overeenkomsten en gerechtelijke procedures). De RSZ neemt de rechten en plichten over van DIBISS voor een aantal overeenkomsten, die betrekking hebben op de algemene werking.
Het ontwerp van koninklijk besluit mag ter ondertekening aan de Koning worden voorgelegd.