Aanbevelingen om discriminatie bij de naamsoverdracht aan het kind te vermijden
Brussel, 11.08.2016 - Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen heeft een aanbeveling overgemaakt aan het kabinet van de ministers van Justitie en Gelijke Kansen over de wettelijke bepaling uit de wet van 8 mei 2014 over de overdracht van de familienaam die aan vaders een vetorecht toekent wanneer er onenigheid is tussen de ouders. Deze aanbeveling heeft als doelstelling de wetgever, die hiertoe voor het einde van het jaar verplicht is, te adviseren over hoe de wet kan worden gewijzigd zodat de gelijkheid tussen vrouwen en mannen wordt gerespecteerd, de moeders die werden gediscrimineerd worden gecompenseerd en nieuwe vormen van discriminatie worden vermeden.
Context
De wet van 8 mei 2014 over de overdracht van de familienaam [1] laat ouders de keuze over de familienaam van hun kinderen: de dubbele familienaam, alleen de naam van de moeder of alleen de naam van de vader. Wanneer de ouders het echter niet eens raken, of bij afwezigheid van een keuze, krijgt het kind automatisch de naam van de vader. De vader krijgt daardoor een vetorecht: hij kan vermijden dat het kind (ook) de familienaam van de moeder krijgt. Deze bepaling discrimineerde de vrouwen en daarom pleitte het Instituut bij het Grondwettelijk Hof voor de vernietiging van dit vetorecht. Bij de procedure sloten 18 belanghebbende partijen (moeders en middenveldorganisaties) aan. In een arrest van 14 januari 2016 erkende het Grondwettelijk Hof dat het toekennen van een vetorecht aan de vader een vorm van discriminatie ten aanzien van de moeder is. De wetgever heeft bijgevolg tot het einde van dit jaar om het vernietigde wetsartikel over het vetorecht te wijzigen.
Aanbevelingen
Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen verzoekt de wetgever de vernietigde wetsbepaling te wijzigen om zo een einde te maken aan deze discriminatie van vrouwen en aldus ook in de context van het privé- en gezinsleven een gelijke bescherming te waarborgen. Het Instituut beveelt aan om:
- bij onenigheid van de ouders of afwezigheid van keuze automatisch de dubbele familienaam toe te kennen aan het kind. Dat wil zeggen dat wanneer de ouders het niet eens raken over de toekenning van de familienaam, niet enkel de naam van de vader wordt geregistreerd als officiële familienaam, maar een dubbele familienaam samengesteld uit één van de namen van de moeder en één van de namen van de vader.
- bij onenigheid tussen de ouders de volgorde van de namen op een neutrale wijze vast te leggen. Neutraliteit is van belang om de gelijkheid tussen de ouders te waarborgen en vereist dat geen van de ouders vooraf de volgorde van de namen kan kennen. De enige neutrale regel die aldus kan gelden is loting. Alfabetische volgorde of de volgorde laten bepalen door het even of oneven karakter van een jaar, zou er immers toe leiden dat op voorhand reeds vastligt wat de uiteindelijke familienaam van het kind zal zijn.
- een overgangsbepaling in te voeren die vrouwen die werden benadeeld door het vetorecht de kans te geven alsnog hun naam aan hun kind(eren) door te geven. Zo liet de wet van 8 mei 2014 toe dat gedurende één jaar minderjarige kinderen, geboren voor 1 juni 2014, een dubbele naam konden krijgen. Het Instituut stelt door de meldingen die het ontving vast dat veel moeders tijdens deze periode geconfronteerd werden met een weigering van hun (ex-) partner. Voor deze vrouwen is rechtsherstel in de vorm van een nieuwe overgangsbepaling, die hen alsnog de mogelijkheid geeft hun naam aan hun kinderen door te geven, absoluut noodzakelijk.
“Het is niet enkel belangrijk dat de 50-tal moeders die ons contacteerden uiteindelijk de mogelijkheid krijgen om hun naam aan hun kindje(s) door te geven. Ook de vrouwen die na 1 juni 2014 moeder werden en op het vetorecht stuitten, zij die niet op de hoogte waren of verkeerd werden ingelicht over de éénjarige overgangsmaatregel en de moeders die hun weg naar het Instituut niet vonden en dus geen klacht indienden, moeten van een nieuwe overgangsbepaling kunnen genieten”, verklaart Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.”Het is onbegrijpelijk dat een wet die ijvert voor de gelijkheid van vrouwen en mannen vrouwen discrimineert”.
Cijfers
Volgens gegevens van het Rijksregister kregen tussen 1 juni 2014 en 31 december 2015 op een totaal van 166 561 geboorten van Belgische kinderen, 149 933 kinderen de naam van hun vader en 6 469 de naam van hun moeder; 7 029 kinderen kregen de dubbele familienaam vader-moeder en 1 138 de dubbele familienaam moeder-vader.
Het advies van het Instituut is beschikbaar op de website http://igvm-iefh.belgium.be.
[1] De wet van 8 mei 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde voorziet dat: “Het kind wiens afstamming van vaderszijde en afstamming van moederszijde tegelijkertijd komen vast te staan draagt ofwel de naam van zijn vader, ofwel de naam van zijn moeder, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen. […] In geval van onenigheid of bij afwezigheid van keuze, draagt het kind de naam van de vader.”