Wederzijdse erkenning van de toezichtsmaatregelen uitgesproken als alternatief voor voorlopige hechtenis
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Justitie Koen Geens een voorontwerp van wet goed over de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen over toezichtmaatregelen uitgesproken als alternatief voor voorlopige hechtenis.
Het voorontwerp zet het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie over de controle op toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis om in Belgisch recht. Het kaderbesluit legt de regels vast waardoor een lidstaat van de Europese Unie een beslissing over toezichtmaatregelen uitgesproken in een andere lidstaat van de Europese Unie kan erkennen en toezicht kan houden op die maatregelen op zijn grondgebied.
Het voorontwerp van wet voorziet in de mogelijkheid, wanneer de pleger van een strafbaar feit niet in België verblijft, om een verzoek over te maken aan de lidstaat waar de betrokkene verblijft. In dat verzoek wordt gevraagd om een Belgische beslissing over toezichtmaatregelen als alternatief voor de voorlopige hechtenis te erkennen en toe te zien op de naleving van de opgelegde toezichtmaatregelen, dit gedurende de periode voorafgaand aan het strafproces.
Verder bevat het voorontwerp van wet een procedure op basis waarvan het openbaar ministerie een beslissing over toezichtmaatregelen als alternatief voor de voorlopige hechtenis, overgemaakt door een andere lidstaat, kan erkennen en toezicht kan houden op de naleving ervan in België.
Het voorontwerp van wet heeft betrekking op een specifieke toepassing van het beginsel van wederzijdse
erkenning, dat een volledig en rechtstreeks effect in heel de Europese Unie geeft aan een beslissing genomen door de rechterlijke autoriteit van een lidstaat. Het werd op de Interministeriële Conferentie voor de Justitiehuizen goedgekeurd en wordt voor advies aan de Raad van State overgemaakt.