Bestrijding van geweld op luchthavens
Op voorstel van mevrouw Isabelle Durant, Minister van Mobiliteit en Vervoer, en de heer Marc Verwilghen, Minister van Justitie, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet goed inzake de overeenstemming van het Belgisch recht met het Protocol (*) tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart (**).
Op voorstel van mevrouw Isabelle Durant, Minister van Mobiliteit en Vervoer, en de heer Marc Verwilghen, Minister van Justitie, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet goed inzake de overeenstemming van het Belgisch recht met het Protocol (*) tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart (**).
Dit voorontwerp strekt ertoe de wijzigingen die voortvloeien uit het Protocol in te voeren in het strafrecht, dit door artikel 30 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der burgerluchtvaart, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1976, aan te passen aan de vereisten van voornoemd Protocol. Krachtens het voorontwerp van wet wordt artikel 30 van voornoemde wet van 27 juni 1937 daarnaast aangepast aan het bepaalde in de wet van 10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen en wordt de inhoud ervan vereenvoudigd en verduidelijkt. Bovendien worden de nuttige bepalingen van artikel 2 van de wet van 20 juli 1976 houdende goedkeuring van het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, opgemaakt te Montréal op 23 september 1971, en houdende wijziging van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der burgerluchtvaart ingevoegd in een nieuw lid van artikel 36 van voornoemde wet van 27 juni 1937 en worden de verouderde bepalingen van artikel 2 opgeheven. In artikel 2 van het voorontwerp is het aantal in de wet van 27 juni 1937 strafbaar gestelde feiten uitgebreid en zijn de straffen aangepast aan de bepalingen van de wet van 10 juli 1996. Artikel 3 betreft de bevoegdheid van de Belgische hoven en rechtbanken om kennis te nemen van bepaalde wederrechtelijke daden die zijn gepleegd tegen of aan boord van een luchtvaartuig dat zonder bemanning is verhuurd aan een huurder die de hoofdzetel van zijn bedrijf, of, indien de huurder niet een zodanige zetel heeft, zijn vaste verblijfplaats in België heeft. In artikel 5 ten slotte worden sommige verouderde bepalingen van de goedkeuringswet van 1976 opgeheven. (*) tot stand gekomen te Montréal op 24 februari 1988. Aangezien de Regering het Verdrag heeft geratificeerd moet het Belgisch recht vooraf in overeenstemming worden gebracht met de normatieve bepalingen van het Verdrag. (**) bij het op 23 september 1971 te Montréal tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart.