Verklaring van de Ministerraad i.v.m. het werkgelegenheidsbeleid
Dames en Heren De Regering en de sociale gesprekspartners hebben gezamenlijk een ontwerp contract voorbereid om de werkloosheid drastisch terug te dringen tegen het begin van volgende eeuw. Ook al hebben niet alle deelnemers aan het overleg de totaliteit van de maatregelen kunnen onderschrijven, stelt de Regering vast dat allen de doelstelling onderschrijven. Sommige partners hebben het contract onderschreven; anderen hebben zich eens verklaard met de inhoud mits het benadrukken van vragen tot preciseringen en verduidelijkingen in de uitvoering. Eén van de gesprekspartners kon niet ondertekenen, hoewel deze gehecht blijft, zoals de andere sociale gesprekspartners, aan een ambitieus plan voor werkgelegenheid. De Regering stelt vast dat bij de sociale gesprekspartners voldoende gemeenschappelijke visie aanwezig is om de tewerkstelling te bevorderen en de werkloosheid drastisch terug te dringen. Daarom zal de Regering voortbouwen op de doelstellingen en de krachtlijnen van het ontwerp-toekomstcontract voor werkgelegenheid. De Regering wil de ingebouwde evenwichten van het ontwerp-toekomstcontract eerbiedigen. Zo moeten maatregelen ter versterking van het economisch draagvlak samengaan met het verhogen van de arbeidsintensiteit; moet beheersing van de loonkost gepaard gaan met behoud van de globale tewerkstelling; moet de normering van de loonkostevolutie gepaard gaan met behoud van de automatische indexaanpassing en het behoud van de baremieke verhogingen; moet arbeidsverdeling, met inbegrip van mogelijkheden voor arbeidsduurverkorting gepaard gaan met grotere soepelheid inzake arbeidsorganisatie. De Regering zal het Parlement vragen het wettelijk kader voor de uitvoering van de krachtlijnen voor het zomerreces aan te nemen. De Regering zal in de uitvoering een beroep blijven doen op de inbreng van de sociale gesprekspartners om haar doelstellingen waar te maken. De versterking van het economisch draagvlak met bijzondere aandacht voor de groei en de continuïteit van de KMO's is en blijft een eerste invalshoek voor de bevordering van de tewerkstelling. De Regering zal haar initiatieven verderzetten om investeringen en wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, het risicodragend kapitaal aan te moedigen, het opstarten van ondernemingen en de dynamische ontwikkeling van KMO's te bevorderen, de uitvoer te stimuleren, specifieke acties uit te werken voor het stimuleren van de private bestedingen. In de bijlage bij deze mededeling worden deze maatregelen uiteengezet. Op zeer korte termijn zal de Regering over deze aangelegenheden een aantal wetsontwerpen neerleggen, waarvoor zij aan het Parlement vraagt deze voor de zomer aan te nemen. De versterking van de groei in de Europese economie is een absoluut noodzakelijke, maar niet langer een voldoende voorwaarde om de werkloosheid terug te dringen. Een verhoogde arbeidsintensiteit van de economische groei is dan ook de tweede en essentiële invalshoek. Teneinde de tewerkstelling te beveiligen moet vermeden worden dat de competitiviteit wordt verzekerd door het opdrijven van de produktiviteit ten nadele van de tewerkstelling. Daarom moet een mechanisme worden uitgewerkt waarbij de loonontwikkeling op preventieve wijze wordt afgestemd op de belangrijkste handelspartners met name Duitsland, Frankrijk en Nederland. Het onderliggende doel is een ontwikkeling van de werkgelegenheid die parallel loopt met deze in de refertelanden met de ambitie tenminste de globale intersectoriële tewerkstelling te handhaven. De Regering zal dit mechanisme voorstellen in een wetsontwerp, conform aan de krachtlijnen zoals in bijlage voorzien. Over dit voorontwerp zal advies aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven worden gevraagd. Zoals thans reeds het geval is zal de wet ook de instrumenten voorzien om ook de ontwikkeling van de andere inkomens te regelen. Samengevat komt het mechanisme hierop neer: op basis van een technisch verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven moet tweejaarlijks in een interprofessioneel akkoord de maximale beschikbare marge voor de evolutie van de nominale loonkost (*) evenals werkgelegenheidsmaatregelen worden vastgelegd. Een correctiemechanisme zal worden voorzien voor de in het tweede jaar voorziene verhogingen van zodra blijkt dat de nominale loonkostevolutie in de drie refertelanden lager is dan was vooropgezet. Dit preventief kader waarborgt zowel het mechanisme van automatische indexaanpassing van de lonen als de baremieke verhogingen. Binnen de afgesproken vork worden op sectorieel en/of bedrijfsniveau CAO's afgesloten m.b.t. zowel loon- en arbeidsvoorwaarden als de evolutie van de werkgelegenheid. Zo kunnen eventueel arbeidsduurverminderingen worden toegekend voor zover de totale nominale loonkostverhoging die hieruit voortvloeit zich binnen de beschikbare marges situeert. De globale loonmassa zal vanzelfsprekend kunnen toenemen bij netto-aanwervingen binnen het normatief kader. Op basis van een grondige analyse zal de Hoge Raad voor Werkgelegenheid aanbevelingen formuleren over de passende gevolgen indien de CAO's onvoldoende werkgelegenheidsmaatregelen bevat of indien de maximale nominale loonkoststijging wordt overschreden. Om deze analyse mogelijk te maken voorziet de Regering een sociale balans in de jaarrekening van de ondernemingen. De Regering zal in functie van die evaluatie de aanvullende maatregelen nemen die zich opdringen. In hetzelfde wetsontwerp zal de Regering aan het Parlement voorstellen het wettelijk kader te scheppen voor initiatieven in het interprofessioneel akkoord zowel inzake arbeids(her)verdeling als inzake soepele arbeidsinzet; initiatieven die verder op sectorieel vlak kunnen worden uitgewerkt. Waar nodig zal rekening worden gehouden met de dimensie van de ondernemingen. Zoals in het ontwerp-toekomstcontract aangegeven, hebben deze initiatieven o.m. betrekking op de deeltijdse arbeid, de arbeidsduur, de loopbaanonderbreking, het deeltijds brugpensioen en het brugpensioen, de interimarbeid en de spreiding van de arbeidstijd. Tenslotte zal de werkgelegenheid worden versterkt door maatregelen m.b.t. loonkostverlaging, specifieke groepen op de arbeidsmarkt en nieuwe behoeften. Met het oog op de tewerkstelling zal, door daling van de patronale bijdragen, op een termijn van 5 à 6 jaar worden gestreefd naar een gelijkschakeling van de sociale zekerheidsbijdrage met deze van onze drie belangrijkste handelspartners, met het oog op het wegwerken van onze loonkostenhandicap. Terzake zal de NAR jaarlijks de stand van zaken opmaken. Als aanzet zal de Regering, voortbouwend op de krachtlijnen van het meerjarenplan voor tewerkstelling, de loonkost verder verminderen door: * het consolideren van de bestaande structurele loonkostverminderingen * het behoud en desgevallend de versterking van selectieve loonkostverlagingen naar specifieke doelgroepen (langdurig werklozen, oudere werklozen...) * het onderzoek door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven van een mechanisme dat de netto-creatie van werkgelegenheid en de herverdeling van de arbeid met inbegrip van vermindering van de arbeidsduur aanmoedigt via een vermindering van de gemiddelde voet van de werkgeversbijdragen. Intussen zal de vermindering van sociale bijdragen gebonden aan sectoriële tewerkstellingsakkoorden of goedgekeurde bedrijfsakkoorden, zoals voorzien in het interprofessioneel akkoord 1995-96, verlengd worden voor het interprofessioneel akkoord 1997-98. De Regering zal erover waken dat, waar nodig, ter vrijwaring van het financieel evenwicht van de sociale zekerheid, de vermindering van de patronale bijdrage gepaard gaat met een alternatieve financiering van de sociale zekerheid. De kansen voor jongeren op een eerste job moeten verhoogd worden door betere toepassing en naleving van de verplichtingen inzake jongerenstages en eerste werkervaringscontracten, 30.000 jongeren moeten een eerste professionele ervaring kunnen realiseren in de privé- of publieke sector, d.w.z. een verdubbeling tegenover het huidig aantal. De NAR zal jaarlijks een evaluatie uitvoeren en een advies uitbrengen. Het interprofessionneel akkoord zal voorstellen doen om de diverse systemen ten voordele van de aanwerving van jongeren beter op elkaar af te stemmen, o.m. inzake vergoeding, aanwervingsvoorwaarden. In driepartijenoverleg zal een evaluatie gebeuren van de toepassing en van de toepassingsmoeilijkheden in de diverse regelingen voor jongeren. Nog meer aandacht zal worden geschonken aan scholing en herscholing om de kansen op tewerkstelling te doen toenemen. In de social-profit-sector, zowel privé als publiek zal de enveloppe inzake lastenverlagingen worden uitgebreid om deze te laten aanwenden voor de creatie van bijkomende tewerkstelling; deze initiatieven worden afgestemd op deze van de gemeenschappen. Veel meer nog dan nu moet de opvang van nieuwe en/of versterkte maatschappelijke behoeften worden omgezet in nieuwe werkgelegenheid. De Regering nodigt de sociale gesprekspartners tevens uit om in het interprofessioneel akkoord 1997-98, evenals in de sectoriële akkoorden in uitvoering ervan zich uit te spreken over een eventuele verlenging van de bepalingen uit het interprofessioneel akkoord 1995-96 die eind 1996 aflopen. De Regering aanvaardt de verlenging onder dezelfde voorwaarden van de dubbele betaling van de derde dag van de vierde week in het regime voor jaarlijkse vakantie. Daarenboven waarborgt de Regering tevens voor de duur van dit akkoord de uitbetaling van het jaarlijkse vakantiegeld aan de rechthebbenden. Een adequate controle zal worden opgezet om een correcte toepassing van de gelijkgestelde dagen mogelijk te maken. In het kader van de werkzaamheden ter modernisering van de sociale zekerheid zal de duurzaamheid op langere termijn van het stelsel van de jaarlijkse vakantie worden verzekerd. Dames en Heren, De Regering zal U op korte termijn het wettelijk kader voorleggen van dit versterkt tewerkstellingsbeleid waarvan de krachtlijnen beantwoorden aan deze van het ontwerp-toekomstcontract. Over dit wetsontwerp zal het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (en van de Nationale Arbeidsraad voor wat hem betreft) worden gevraagd. De sociale gesprekspartners zullen daardoor de gelegenheid krijgen desgewenst preciseringen en aanvullingen aan te brengen die ze wensen. In de mate zich een gemeenschappelijk advies zou aftekenen over deze elementen, spreekt het vanzelf dat de Regering deze in overweging zal nemen. De Regering zal de sociale gesprekspartners in de geest van het neergelegde wetsontwerp uitnodigen een interprofessioneel akkoord af te sluiten waarin de loonvork wordt bepaald en tevens initiatieven worden genomen inzake arbeids(her)verdeling met inbegrip van mogelijkheden tot vermindering van de arbeidsduur en soepele arbeidsinzet. De Regering zal aan het Parlement vragen haar de wettelijke mogelijkheid te geven om zelf, bij ontstentenis van een dergelijk akkoord, terzake de nodige maatregelen te nemen over dezelfde aangelegenheden en volgens dezelfde principes. Dames en Heren, De Regering blijft dus trouw aan de ambities die zij samen met de sociale gesprekspartners heeft geformuleerd bij de voorbereiding van het ontwerp-toekomstcontract. Zij wenst met het Parlement een grondig debat te voeren en wenst de goedkeuring van het nodige wettelijke kader voor het zomerreces. De boodschap die de Regering brengt is dubbel. Enerzijds houdt de Regering de deur open om bij de uitvoering alsnog tot een consensus met de sociale gesprekspartners over de loonvorming en de tewerkstellingspolitiek te komen. Anderzijds is het duidelijk dat bij het ontbreken van een dergelijke consensus, de Regering op basis van de krachtlijnen van het ontwerp-toekomstcontract, zelf de nodige beslissingen zal nemen Bijlage 1 maatregelen ter versterking van het economisch draagvlak De Regering zal, ter bevordering van de werkgelegenheid, haar inspanningen verderzetten met het oog op de versterking van het economisch draagvlak en de voltooiing van de Europese interne markt. Haar initiatieven terzake zullen de impact van de afspraken van de sociale gesprekspartners in het toekomstcontract voor werkgelegenheid versterken. 1. De concurrentiekracht en de economische groei zullen worden bevorderd door het verder stimuleren van de investeringen en van het wetenschappelijk onderzoek. De beslissingen van het meerjarenplan voor werkgelegenheid zullen worden uitgediept. Dit houdt o.m. in: * een verbeterde coordinatie van de onthaalinspanningen en streven naar één contactpunt bij het aantrekken van buitenlandse investeringen in toepassing van het samenwerkingsakkoord met de gewesten * een verdere valorisering van onze specifieke instrumenten voor het aantrekken van internationale groepen (coordinatiecentra, distributiecentra, uitbouw specifiek statuut voor call-centers, dienstencentra...) * de stopzetting voor de toekomst van de indexering van het kadastraal inkomen voor materieel en outillering. * meer steun aan de collectieve onderzoekscentra, met het oog op de deelname van de KMO's aan de onderzoeksresultaten * de besliste aanwerving van honderd bijkomende onderzoekers en de fiscale aftrek voor aanwerving van bijkomend wetenschappelijk personeel o.m. met het oog op de bevordering van de innovatie binnen de ondernemingen * de versterking van de aantrekkingskracht van de investeringsaftrek voor wetenschappelijk onderzoek. 2. De verdere bevordering van het risicodragend kapitaal en de herziening van het fiscaal regime om de eigen middelen binnen de ondernemingen te versterken zijn belangrijke factoren om de beschikbare spaarmiddelen beter te richten naar produktieve investeringen in eigen land. De Regering zal de beslissingen die zij terzake heeft genomen snel uitvoeren, ondermeer met betrekking tot het beleggen in niet-genoteerde aandelen en het verminderen van de kostprijs voor beursnoteringen. Tevens zal via geëigende fiscale of andere mechanismen de continuïteit van groeiende familiale ondernemingen worden gevrijwaard. Hierdoor zal de werkgelegenheid beter worden verzekerd en zullen de rechten van de werknemers worden geëerbiedigd. Hierbij zal: * de Regering met de Gewesten het overleg verderzetten over deze problematiek en concrete oplossingen uitwerken, eventueel via een vermindering van successierechten en schenkingsrechten * de nieuwe faillissementswetgeving zo spoedig mogelijk worden goedgekeurd en een beter juridisch statuut in het kader van de overdracht van een handelszaak worden uitgewerkt * de mogelijkheid tot uitgifte van niet-stemgerechtigde aandelen, evenals van winstbewijzen voor KMO's (die geen NV's zijn) worden uitgebreid. 3. Er ligt een belangrijk werkgelegenheidspotentieel besloten in het zelf opstarten van ondernemingen en in de dynamische ontwikkeling van de KMO's. De Regering zal dan ook maatregelendan uitwerken die starters nog meer op weg helpen om hun eigen werkgever te worden en eerste aanwervingen te verrichten. Dit zal gebeuren via: * een uitbreiding van de kosteloze aansluiting bij een sociaal secretariaat * de invoering van een enig kontaktpunt voor startende ondernemingen * een herdynamisering van het Participatiefonds met het oog op een verbeterde toegang tot de achtergestelde lening voor werklozen en een betere begeleiding, in overleg met de Gemeenschappen. * de bevordering van de opleiding van de zelfstandigen en KMO-verantwoordelijken, in samenwerking met de Gemeenschappen 4. De inspanningen ten voordele van de uitvoer zullen nog worden versterkt. In dit kader zal de doeltreffendheid van de instrumenten van financiële steun aan de uitvoer worden verhoogd, via: * de uitwerking van mechanismen inzake leningen van staat tot staat en Copromex, die een efficiënter gebruik van de bestaande middelen voor de verre uitvoer mogelijk maken * de verdere uitbouw van de recent ingevoerde KMO-exportpolis van de Nationale Delcrederedienst, desgevallend via premieverlaging; hierdoor zullen de KMO's meer dan vandaag worden aangezet uit te voeren naar niet-OESO-landen * een dynamisering van de Belgische Maatschappij voor Internationale Investeringen. 5. Een duurzaam herstel van het consumentenvertrouwen is het meest gebaat bij een stabiel macro-economisch klimaat en een stabiel beleid. Daarnaast zullen specifieke acties worden ondernomen die de voorwaarden creëren voor een herstel van de private bestedingen. Deze benadering sluit aan op de beslissingen van het meerjarenplan voor werkgelegenheid om de BTW voor sociale huisvesting en voor particuliere woningen te verlagen. In de lijn hiervan zal de Regering maatregelen nemen om * de aankoop van duurzame consumptiegoederen te stimuleren met respect voor de budgettaire neutraliteit en in het perspectief van een duurzame ontwikkeling * via specifieke mechanismen de private bestedingen te richten op de arbeidsintensieve sectoren * de transferten van spaarmiddelen tussen generaties te bevorderen, om tewerkstellingsbevorderende investeringen te begunstigen (bv. bouw). 6. De administratieve formaliteiten zullen vereenvoudigd en verminderd worden. Dit kan o.m. via de modernisering van het handelsregister, uitmondend in een "rijksregister" voor ondernemingen en de mogelijkheid om elektronische communicatie te gebruiken bij de afhandeling van de administratieve en fiscale verplichtingen. In dat kader zal ook worden gestreefd naar een vereenvoudiging en standaardisering van de bestaande sociale documenten. Bovendien zullen de nodige initiatieven worden genomen om de informatiestromen te moderniseren, om de werkgevers te ontlasten van de vandaag bestaande, herhaalde gegevensmededelingsplicht aan fiscus en sociale zekerheid, en in de statistieken. Deze modernisering en vereenvoudiging zullen overigens toelaten een aantal bestaande maatregelen (o.m. in de bouwsector) te heroverwegen. In de jaarrekeningen van de ondernemingen zal een sociale balans worden geïntegreerd (met een verkort schema voor de KMO's), waarin verslag wordt uitgebracht over de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de ondernemingen. Hierbij zal erover worden gewaakt om elk dubbel gebruik inzake informatie aan ondernemingsraden te vermijden. Bijlage 2 krachtlijnen herziening wet op de concurrentiekracht 1. Algemeen kader Met de overgang naar een Europese Economische en Monetaire Unie verandert het globaal sociaal-economisch omgevingskader. Ter vrijwaring van de werkgelegenheid en de concurrentiekracht moet een mechanisme worden uitgewerkt waarbij de loonontwikkeling op preventieve wijze wordt afgestemd op de partnerlanden van de unie. Op dit ogenblik betekent dit de facto Duitsland, Frankrijk en Nederland. De doelstelling hierbij is een ontwikkeling van de werkgelegenheid die parallel loopt met deze in de drie refertelanden met de ambitie tenminste de globale intersectoriële tewerkstelling te handhaven. Dit preventief kader laat tevens toe het mechanisme van automatische indexaanpassing van de lonen te handhaven. De herziening van de wet op het behoud van het concurrentievermogen zal hiertoe de nodige procedures voorzien. 2. Procedure 2.1. Twee maal per jaar brengt een gemengde commissie van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad een gezamenlijk verslag uit over de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de loonkost in België en de partnerlanden. Dit verslag omvat eveneens een analyse van het loon- en werkgelegenheidsbeleid in die landen en van de factoren die een afwijkende ontwikkeling met België kunnen verklaren. Tevens wordt verslag uitgebracht over de andere factoren die de concurrentiekracht bepalen en desgevallend worden suggesties geformuleerd om verbeteringen aan te brengen. 2.2. Jaarlijks brengt de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven een technisch verslag uit over de maximum beschikbare marges voor de nominale loonkostontwikkeling, op basis van de evolutie in het recente verleden evenals de verwachte nominale loonkostontwikkeling in de partnerlanden. Hierbij wordt een opsplitsing gemaakt tussen de verwachte inflatie en de ruimte voor reële loonsverhogingen. Tweejaarlijks wordt op basis van dit verslag in het interprofessioneel akkoord ondermeer de maximale beschikbare marge voor de evolutie van de nominale loonkost (**) en de werkgelegenheid maatregelen voor de komende twee jaar vastgelegd. De maximale marge wordt daarna vastgelegd in een binnen de NAR afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst. Bij gebrek aan een consensus tussen de sociale partners legt de Regering een bemiddelingsvoorstel voor aan het tripartite-overleg Regering-sociale gesprekspartners. 2.3. Binnen de vork, met als minimum de aanpassing aan de index en de baremieke verhogingen (***) als maximum de marge vastgelegd in het Interprofessioneel Akkoord en rekening houdende met het in de sector geldende loonindexeringsmechanisme en de mogelijkheden van de sector, worden op sectoraal en/of bedrijfsniveau collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten. Deze overeenkomsten kunnen betrekking hebben op zowel de loon- en arbeidsvoorwaarden als de werkgelegenheid. Zo kunnen bijvoorbeeld arbeidsduurverminderingen worden toegekend voor zover de totale nominale loonkostverhoging die hieruit voortvloeit zich binnen de beschikbare marges situeert. De CAO's mogen de in de intersectorale collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen maximale marge voor de nominale loonkost per werknemer niet overschrijden. Winstdeelnemingen vallen buiten de loonkost en dus ook buiten de normering van de nominale loonkostevolutie voor zover zij zijn toegekend op de winst na belasting. Zij worden op bedrijfsniveau afgesproken bij CAO en zijn enkel mogelijk in sectoren die een tewerkstellingsakkoord hebben afgesloten, en in ondernemingen waarvan de werkgelegenheid tegenover het voorgaande jaar is toegenomen. Voor ondernemingen die niet tot een sector behoren met een tewerkstellingsakkoord, moeten de bedrijfs-CAO's door het paritair comité worden goedgekeurd. Bedrijven zonder syndikale delegatie kunnen in dezelfde voorwaarden via een toetredingsakte, neer te leggen bij de speciale commissie bij het Ministerie voor Tewerkstelling en Arbeid, toetreden tot het systeem van winstdeelneming. De winstdeelnemingen moeten zich inschrijven in een fiscaal neutraal systeem van winstparticipatie en zijn onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen. Overeenkomstig het regeerakkoord zal de Regering hiertoe een wetsontwerp bij het Parlement neerleggen. 2.4. De Hoge Raad voor Werkgelegenheid zal aanbevelingen formuleren over de passende gevolgen indien de CAO's onvoldoende werkgelegenheidsmaatregelen bevat of indien de maximale nominale loonkoststijging wordt overschreden. 3. Correctiemechanismen In de intersectoriële CAO wordt een correctiemechanisme voorzien op de voor het tweede jaar voorziene verhogingen toepasbaar van zodra blijkt dat de nominale loonkostevolutie in de drie refertelanden lager is dan was vooropgezet. De sectoriële inwerkingtreding van het correctiemechanisme zal gebeuren volgens de eigen karakteristieken in de sector. De correctie vindt plaats na verloop van het eerste jaar. Hiertoe stellen de sociale gesprekspartners de eventuele overschrijding vast ten laatste eind november. De overschrijding t.o.v. de drie partners wordt vastgesteld in eindejaarsloonkostevolutie, op basis van de gegevens uit het jaarlijks technisch verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Bij gebrek aan een consensus tussen de sociale partners legt de Regering een bemiddelingsvoorstel voor aan het tripartite-overleg Regering-sociale gesprekspartners. Indien de vastgestelde loonkostevolutie niet afgestemd blijft op deze bij de partners, of in uitzonderlijke omstandigheden behoudt de Regering zich bovendien het recht voor op te treden volgens een procedure ingeval van buitengewone omstandigheden. Indien de vastgestelde tewerkstellingsevolutie niet deze bij de partners volgt, zal in driepartijenoverleg onderzocht worden waarom niet en zullen in functie van die analyse aanvullende maatregelen genomen worden (*) Nominale loonkost per werknemer in voltijdse equivalenten. (**) Nominale loonkost per werknemer in voltijdse equivalenten. (***) Waar ze voorzien zijn in een CAO. Eerste Minister