Internationale rechtshulp in strafzaken
Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Minister van Justitie, keurde de Ministerraad het voorontwerp van wet goed betreffende de internationale hulp in strafzaken.
Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Minister van Justitie, keurde de Ministerraad het voorontwerp van wet goed betreffende de internationale hulp in strafzaken.
Wat houdt dit voorontwerp in? Het voorontwerp van wet beoogt in de eerste plaats het Belgisch recht in overeenstemming te brengen met de Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie. In de mate dat deze wetgevende oefening ertoe leidt om voor de eerste maal in het Belgisch recht algemene regels met betrekking tot de justitiële samenwerking in strafzaken in te voeren, lijkt het passend bepaalde grondbeginselen inzake deze rechtshulp vast te leggen die dit toepassingsgebied overschrijden. Het voorontwerp omvat de volgende vijf hoofdstukken: 1. de algemene regels van de internationale rechtshulp in strafzaken; 2. het beroep doen op gemeenschappelijke onderzoeksteams; 3. het statuut van de buitenlandse ambtenaren die op het Belgisch grondgebied aanwezig zijn in het kader van een strafrechtelijk onderzoek; 4. het gebruik in België van in het buitenland ingezameld bewijsmateriaal; 5. de bepalingen betreffende de onderschepping van telecommunicatie. Het voorontwerp levert een wettelijke basis die de Belgische rechterlijke autoriteiten moet toelaten doeltreffend samen te werken met andere rechterlijke autoriteiten van de Europese Unie maar ook met derde landen. Gemeenschappelijke onderzoeksteams Het systeem van de gemeenschappelijke onderzoeksteams bestaat reeds vandaag, op basis van bilaterale akkoorden. Met het voorontwerp worden een aantal dingen veel duidelijker: wie staat aan het hoofd van het team, wat is het statuut van buitenlandse ambtenaren op Belgisch grondgebied (dragen van wapens, mogelijkheid om een proces-verbaal op te stellen,...), wat is de waarde van juridische informatie die in een ander land wordt verkregen, enz. Het sterke punt van de gemeenschappelijke onderzoeksteams is de uitwisseling van informatie en expertise: wanneer zich in België criminele feiten voordoen die zich reeds in het buitenland hebben voorgedaan, dan kan België een beroep doen op de onderzoeksrechter van het betrokken land. Het resultaat van het onderzoek in dat land kan ongetwijfeld het dossier in België sneller doen evolueren (modus operandi, gebruikte technieken, enz.). Wanneer een land zich tot een Belgische onderzoeksrechter wendt dan kan deze laatste het verzoek overmaken aan het Federaal Parket, voor een evaluatie van de politie- en gerechtelijke capaciteit die zal worden toegekend. Het spreekt voor zich dat het systeem van de gemeenschappelijke onderzoeksteams voorbehouden blijft aan moeilijke enquêtes, die de inschakeling van aanzienlijke middelen vergen (terrorisme, misdaadorganisaties, mensenhandel, drugs- en hormonenhandel, enz.).