10 nov 2015 14:15

Moederschapsbescherming voor werkneemsters na een miskraam

Brussel, 10.11. 2015 –De bevalling van een levenloos kind vóór de 181ste dag na de bevruchting wordt momenteel beschouwd als een miskraam, daarna is er sprake van een doodgeboorte. De Kamer van Volksvertegenwoordigers onderzoekt verschillende voorstellen over de inkorting van de minimale zwangerschapsduur van een doodgeboorte. Gezien de ernstige gevolgen van een miskraam voor de sociale bescherming van de betrokken vrouwen, vraagt De Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen om de bestaande bepalingen betreffende moederschapsbescherming uit te breiden.

Vaststelling
In het sociaal recht bepaalt de toepassing van de minimale zwangerschapsduur het verschil tussen de bevalling van een miskraam en een doodgeboren kind. In het geval van een miskraam heeft dit verschil grote gevolgen aangezien werkneemsters het recht verliezen op moederschapsverlof en bescherming tegen ontslag, alsook het recht op moederschapsuitkering.


Genderdiscriminatie
De rechtspraak oordeelt dat wanneer een werkneemster wordt ontslagen wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van een miskraam, er sprake is van genderdiscriminatie, aangezien deze situatie enkel vrouwen kan overkomen. Deze redenering is echter niet voldoende om een oplossing te bieden voor de hierboven beschreven nadelen.


Aanbevelingen
Ter gelegenheid van de huidige parlementaire debatten, waarin hij zich niet wil mengen, adviseert de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen dat de sociale bescherming van een werkneemster na een miskraam of een therapeutische abortus gewaarborgd moet worden door een redelijke uitbreiding van de bestaande bepalingen inzake moederschapsbescherming. Zo zou de periode van arbeidsongeschiktheid van de werkneemster gelijkgesteld moeten worden aan moederschapsverlof voor de werkelijke duur van deze ongeschiktheid met een maximum van 9 weken. Deze afwezigheid geeft recht op moederschapsuitkeringen (voor statutaire ambtenaren in de overheidsdiensten wordt de afwezigheid niet beschouwd als ziekteverlof). Bovendien blijft de bescherming tegen het verbreken van de arbeidsrelatie van toepassing tot het aflopen van een termijn van één maand na de werkhervatting.


Gezien het leed dat een miskraam met zich mee kan brengen, adviseert de Raad tot slot dat er begeleidingsmaatregelen moeten worden ingevoerd, waaronder de psychologische ondersteuning van vrouwen die dit hebben meegemaakt. De Raad wil de bevoegde overheden en de mutualiteiten dan ook aanzetten om deze te voorzien.


Meer informatie: Het advies nr.148 is beschikbaar op de website van de Raad:
www.raadvandegelijkekansen.be


Contact:
Liesbeth Cornelis (NL) 02/233/41.76
liesbeth.cornelis@igvm.belgie.be

Françoise Goffinet (FR) 02/233.41.95
Françoise.goffinet@igvm.belgie.be

 

Francine Hantson (FR) 02/233/40.18
Francine.hantson@iefh.belgique.be

 

De Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen is een federaal adviesorgaan, opgericht bij Koninklijk Besluit van 15 februari 1993, vervangen door dat van 4 april 2003. De Raad is een beleidsinstrument om de feitelijke gelijkheid van mannen en vrouwen te realiseren en de directe en indirecte genderdiscriminaties weg te werken. Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen verzekert het dagelijks secretariaat van de Raad.