Justitie: invoering van de burgerinfiltratie als bijzondere opsporingsmethode
Op voorstel van minister van Justitie Koen Geens heeft de Ministerraad een voorontwerp van wet tot wijziging van het Wetboek van strafvordering met het oog op het invoeren van een wettelijke regeling inzake burgerinfiltratie goedgekeurd.
Het voorontwerp wijzigt het Wetboek van strafvordering om de drie bestaande bijzondere opsporingsmethoden (informantenwerking, observatie en infiltratie) uit te breiden met een vierde bijzondere opsporingsmethode, de burgerinfiltratie.
Een burgerinfiltrant is een persoon die geen politieambtenaar is en middels machtiging en op instructie van het openbaar ministerie (en onder controle van een gerechtelijke instantie), al dan niet onder een fictieve identiteit, op basis van vertrouwelijkheid duurzaam en gestuurd contact onderhoudt met een of meerdere personen van wie er ernstige aanwijzingen zijn dat zij misdrijven in het kader van een criminele organisatie of terroristische misdrijven plegen.
De toepassing van de burgerinfiltratie is beperkt tot de opsporing en vervolging van de meest maatschappij-ontwrichtende vormen van criminaliteit. De burgerinfiltratie kan slechts worden toegepast indien het onderzoek zulks vereist en indien de overige middelen van het onderzoek niet lijken te volstaan om de waarheid aan de dag te brengen. In het bijzonder moet dus nagegaan worden of de politionele infiltratie zou volstaan om hetzelfde doel (waarheidsvinding) te bereiken. De identiteit en de hoedanigheid van de burgerinfiltrant wordt te allen tijde afgeschermd. Enkel de betrokken politieambtenaren en het openbaar ministerie zijn hiervan op de hoogte.
De inzet van een burgerinfiltrant kan enkel een steunbewijs opleveren. De bewijsmiddelen die bij toepassing van een burgerinfiltratie worden verkregen mogen immers alleen in aanmerking genomen worden indien zij in belangrijke mate steun vinden in andersoortige bewijsmiddelen.
Het voorontwerp is voor advies overgemaakt aan de Raad van State.