Jongerencriminaliteit
Evaluatie en bijsturing van het veiligheidsbeleid en de aanpak van de jongerencriminaliteit
Evaluatie en bijsturing van het veiligheidsbeleid en de aanpak van de jongerencriminaliteit
Naar aanleiding van de moord op Joe Van Holsbeeck en de mars van afgelopen zondag heeft de regering een evaluatie doorgevoerd van haar veiligheidsbeleid in het algemeen en van de aanpak van de jongerencriminaliteit in het bijzonder. Doel hiervan is na te gaan welke bijsturingen naar aanleiding van dit gruwelijk drama aangewezen zijn. De federale regering besliste bestaande maatregelen te versterken en nam een reeks nieuwe initiatieven op korte termijn. In overleg met de gewesten en de gemeenschappen zal ze een aantal pijnpunten behandelen. De voorbije jaren werd de aanpak van de jongerencriminaliteit in ons land gestoeld op twee assen. De eerste as betreft de ontwikkeling van een batterij sociaal preventieve maatregelen ter versterking van de sociale cohesie en tot voorkoming van het afglijden in de criminaliteit. De tweede as betreft een brede waaier van maatregelen op het vlak van de vrijwaring van de onderwijsomgeving, de openbare orde, het administratief recht, het strafrecht en het jeugdrecht. Beide assen worden versterkt. (1) INZAKE DE BREDE WAAIER VAN MAATREGELEN EN INITIATIEVEN OP HET VLAK VAN DE VRIJWARING VAN DE ONDERWIJSOMGEVING, DE OPENBARE ORDE, HET ADMINISTRATIEF RECHT, HET STRAFRECHT EN HET JEUGDRECHT. 1. Flankerende maatregelen ter vrijwaring van een veilige schoolomgeving Via de preventie- en veiligheidscontracten en het grootstedenbeleid worden heel wat performante projecten gefinancierd die een snelle maatschappelijke, politionele en justitiële reactie op spijbelen verzekeren (zie bijlagen). Voorgesteld wordt om, in overleg met de bevoegde Gemeenschapsministers voor Onderwijs, deze projecten en ervaringen op een meer veralgemeende wijze toe te passen (zie Overleg). In situaties van geweld, afpersing (steaming), illegaal wapenbezit in de scholen is het aangewezen dat de bevoegde Gemeenschapsministers van Onderwijs, binnen hun bevoegdheid, een uniform afsprakenkader uitvaardigen ten behoeve van de scholen (zie Overleg). In ieder geval komt er in elke politiezone voor de scholengemeenschappen gevestigd in die zone een vast politioneel aanspreekpunt en worden de procedures voor doorverwijzing en samenwerking tussen de actoren vastgelegd. Ouders die kennis dragen van het herhaaldelijk spijbelgedrag (zie Overleg) van hun kinderen en ter zake geen initiatieven ontwikkelen zijn strafrechtelijk verantwoordelijk. In het kader van de nieuwe jeugdwet worden, vanaf 1 september 2006, 27 criminologen ingeschakeld ten behoeve van de jeugdparketten en -rechtbanken. Zij zullen ook ingeschakeld worden in de spijbelproblematiek en in het responsabiliseren van de ouders, al dan niet aangevuld met de ouderstage die de nieuwe jeugdwet voorziet (zie verder). 2. Versterking van het toezicht op het openbaar domein. Meer politietoezicht op het openbaar domein, inzonderheid op risicoplaatsen en in risicobuurten - de operationele politiecapaciteit is sedert 31 maart 2004 met 1700 eenheden toegenomen. Tegen eind 2006 zullen 2000 van de 3200 voorziene extra operationele politieambtenaren in het straatbeeld aanwezig zijn. - de nog aanwezige capaciteit in het DAR zal permanent worden ingezet voor het politioneel toezicht en de ordehandhaving in de Brusselse stations en metrostations. - om het veiligheidsgevoel in de grote stations te verhogen worden de bestaande afspraken tussen federale en lokale politie ondersteund met een vaste politieantennes daar waar dit nog niet voorzien is. Er worden 90 activa - stadswachten, toegevoegd aan de bestaande effectieven (cf. supra). Het cameratoezicht zal versterkt worden geïntegreerd in het lokaal veiligheidsbeleid, in het bijzonder voor wat betreft de drukke openbare plaatsen. 3. Wetgevende initiatieven Tags en graffiti die worden aangebracht op private onroerende goeden zullen worden strafbaar gesteld. Deze praktijken dragen sterk bij tot de verloedering van de leefomgeving en hebben grote impact op de onveiligheidsgevoelens. Het ontwerp tot verstrenging van de wapenwet is in behandeling in de Kamer. 4. Het opsporings- en vervolgingsbeleid. Geweld, dreiging met geweld en afpersing (steaming), wapenbezit door jongeren zullen steeds een justitiële reactie krijgen. Met het oog hierop worden deze fenomenen opgenomen in de prioriteiten van de zonale veiligheidsplannen- voor zover dit nog niet het geval is – en in de arrondissementele beleidsplannen van de Procureur des Konings. Daarbij wordt er een referentiemagistraat aangeduid en wordt ook voorzien hoe de politionele registratie zal verlopen. Prioriteit wordt eveneens gegeven aan de strijd tegen de georganiseerde jongerenbendes en dit op basis van de nuttige ervaringen die inzake aanpak van het fenomeen in Brussel, Antwerpen, Luik werden opgedaan. Er komt in dit verband een specifieke circulaire. Niet-begeleide minderjarige illegalen die zich schuldig maken aan een misdrijf kunnen door de jeugdrechter en in het belang van de minderjarige in hun ouderlijk milieu in het land van herkomst worden geplaatst. Daarbij zal een beroep gedaan worden op nationale en internationale NGO's. 5. Uitbreiding van de maatregelen ter beschikking van de jeugdrechter. Promotie van de wet van 13 mei 2005 m.b.t. de versnelde procedure, wat moet toelaten om dossiers af te handelen uiterlijk 4 maanden na de feiten. De nieuwe jeugdwet geeft een wettelijke basis aan huisarrest (o.a. op basis van de positieve ervaringen in Antwerpen). Het wetsontwerp tot herziening van de wet van 1965 wordt eerstdaags gestemd wat zal toelaten om een gericht antwoord op het probleem van de jeugddelinquentie te geven. Ter uitvoering van de wet worden volgende budgettaire inspanningen gedaan: 2007 2 verbindingsmagistraten 166.702 euro 111.130 euro 27 criminologen 1.172.000 euro 780.000 euro ouderstage 2.000.000 euro parketbemiddeling 4.000.000 euro 2.140.000 euro gespecialiseerde Kamer 164.800 euro vorming magistraten 25.000 euro gesloten centrum: objectief 200 plaatsen 26.000.000 euro, waarvan 1 miljoen voor 2006 en 5,5 miljoen voor 2007. De Regie start met het zoeken van een geschikte locatie. 6. Verruiming van de mogelijkheden tot het opleggen van administratieve sancties in de strijd tegen overlastfenomenen. Om de bemiddelingsprocedure t.a.v. minderjarigen, voorzien in de wettelijke administratieve sancties, te begeleiden worden 43 bemiddelaars voorzien. (kostprijs 1,72 miljoen euro, waarvan 860.000 euro voor 2006). Om de gemeenten te voorzien van een deskundige begeleiding bij de toepassing van de administratieve sancties wordt er een task force van experten opgericht bij de administratie van Grootstedenbeleid. 7. Mogelijkheid tot het sluiten door de burgemeester, van voor het publiek toegankelijke plaatsen waar drugs worden gebruikt en/of verhandeld. Naast de bestaande gerechtelijke sluiting komt er een wetsontwerp dat voorziet in een bestuurlijke sluiting door de burgemeester, voor een periode van 6 maanden. 8. Electronische aangifte van misdrijven (Kostprijs: 440.000 euro, te voorzien in 2006). 9. Versneld en prioritair opvullen van deficitaire politiekaders Om deficitaire politiekaders versneld op te vullen worden volgende maatregelen genomen: Naar analogie met de Brusselse zones (cfr. Art. 3bis) wordt voorzien in de keuzemogelijkheid met prioriteit voor aspiranten die bereid zijn onmiddellijk na hun opleiding naar deze zones over te gaan (en er een minimale periode aanwezig te blijven).Deze maatregel vergt geen bijkomende budgettaire middelen. Daarnaast worden de lokale korpsen – t.t.z. de zone die een deficit aan politiemensen vaststelt over een langere periode en die de normale recruterings- of aanwervingsmogelijkheden (mobiliteit, …) – toegelaten gepaard gaande kosten qua opleiding, salaris en eerste uitrusting door de zone zelf wordt gedragen) aspiranten uit en/of voor eigen streek rechtstreeks aan te trekken.Tijdens hun stage en na hun opleidingen kunnen deze personeelsleden onmiddellijk ingezet worden in het korps dat de kost van de aanwerving en opleiding heeft gedragen. Deze maatregel vraagt geen bijkomende budgettaire middelen op federaal niveau. 10. Uitstroom uit korpsen vertragen Momenteel is de mobiliteit naar een andere bediening mogelijk na 3 jaar aanwezigheid in een korps (cf. statuut). Deze periode blijkt te kort om personeelsleden oordeelkundig (o.a. aanpassing aan de lokale omstandigheden, en terreinkennis) te kunnen aanwenden in hun korps. Daartoe wordt de minimale aanwezigheidstermijn opgetrokken tot 5 jaar.Deze maatregel vergt geen bijkomende budgettaire middelen. (2) INZAKE DE SOCIAAL PREVENTIEVE MAATREGELEN TER VERSTERKING VAN DE SOCIALE COHESIE EN TOT VOORKOMING VAN EEN AFGLIJDEN IN CRIMINALITEIT Veiligheid en preventiecontracten: De veiligheids- en preventiecontracten (met o.a. de financiering van het straathoekwerk) krijgen vanaf 2007 een duur van 4 jaar. Het budget werd verhoogd, en zal worden geïndexeerd. Bovendien zullen de contracten nog meer worden georiënteerd op de problematiek van de jongerencriminaliteit door: - de verspreiding van voorbeelden van geslaagde projecten, zogenaamde "best practices" (zie bijlagen); - de betere afstemming op de prioriteiten van de federale regering; - een nauwere samenwerking met de Gemeenschappen en de Gewesten. Grootstedenbeleid: In het grootstedenbeleid zullen de initiatieven verder ondersteund worden die moeten bijdragen tot een verhoogde veiligheid, o.a.: territoriaal straathoekwerk, casemanagement voor personen en doelgroepen met een negatieve impact op de leefbaarheid in de wijken, buurttoezichters, samenwerkingsagenten, stedelijke stewards, parkwachters. Werk: In het Rosettaplan hebben 307 banen betrekking op veiligheidsfenomenen. 160 daarvan hebben betrekking op het vaststellen van inbreuken inzake fenomenen van maatschappelijke overlast en kleine criminaliteit. Beslist wordt 90 activa-stadswachten aan dit kader toe te voegen zodat in totaal 250 stadswachten het toezicht op het openbaar domein helpen verzekeren (kostprijs: 1,8 miljoen euro, waarvan 900 000 euro voor 2006). Daarnaast zal versneld uitvoering worden gegeven aan de maatregelen die werden beslist om laaggeschoolde en erg laaggeschoolde jongeren aan het werk te krijgen. Zo komt vanaf 1 juli 2006, een bijkomende lastenverlaging voor jongeren tot 29 jaar, met een laag loon in voege en wordt de versterkte lastenverlaging voor erg laaggeschoolden (gedurende 16 kwartalen) van toepassing. Door middel van een zogenaamde instapstage zullen ze ervaring kunnen opdoen op de werkvloer (jongeren zullen een stage-uitkering ontvangen hoewel ze niet voldoen aan de gewone voorwaarden om een uitkering te genieten als werkloze). Vanaf schooljaar 2006-2007 treden de maatregelen in werking die deeltijds leerplichtige jongeren aanmoedigen om een deeltijdse opleiding te volgen.