Instemming met het verdrag over de vastlegging van minimumlonen
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders een voorontwerp van wet goed dat instemt met het verdrag nr. 131 over de vastlegging van minimumlonen, in het bijzonder wat de ontwikkelingslanden betreft.
Het verdrag, aangenomen te Genève op 22 juni 1970 door de Internationale Arbeidsconferentie, gaat over de invoering van minimumlonen voor groepen van loontrekkenden. Het verdrag houdt rekening met de verscheidenheid van de nationale situaties. Het bepaalt dat elke lidstaat de verbintenis aangaat om een systeem van minimumlonen in te voeren voor alle groepen van loontrekkenden met arbeidsvoorwaarden waarbij het passend is om hun bescherming te verzekeren. Dit gebeurt in het licht van de nationale voorwaarden en na raadpleging van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties. Bovendien mag elke lidstaat bepaalde categorieën werknemers geheel of gedeeltelijk uitsluiten van het toepassingsgebied van een minimumloonsysteem.
Samengevat voorziet het verdrag dat de nationale regeringen beleidsbeslissingen moeten nemen voor een betere bescherming aan de groepen van loontrekkenden met buitensporig lage lonen. Dit is mogelijk door de implementering van een algemeen systeem van minimumlonen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de behoeften van ontwikkelingsladen. De minimumlonen moeten voldoen aan een reeks minimale voorschriften. Ze moeten kracht van wet hebben, maar de collectieve onderhandelingsvrijheid moet worden gerespecteerd. Bovendien is er sprake van factoren, die in aanmerking moeten worden genomen voor de vastlegging van de hoogte van de minimumlonen en moet de afdwingbaarheid van de minimumlonen worden verzekerd om de effectieve toekenning ervan te kunnen garanderen. Daarnaast moeten de minimumlonen worden aangepast aan de levensduurte om een blijvende adequate bescherming te garanderen.
Het voorontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.