Inkomensgarantie voor ouderen
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Werk en Pensioenen, keurde de Ministerraad, in tweede lezing, een ontwerp van koninklijk besluit goed tot uitvoering van artikel 6, § 2, derde lid en van artikel 7, § 1, derde lid en § 2, tweede lid van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Werk en Pensioenen, keurde de Ministerraad, in tweede lezing, een ontwerp van koninklijk besluit goed tot uitvoering van artikel 6, § 2, derde lid en van artikel 7, § 1, derde lid en § 2, tweede lid van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.
Het ontwerp voorziet dat, binnen het kader van de inkomensgarantie voor ouderen, de gerechtigden die met hun kinderen samenwonen als alleenstaande worden beschouwd en het verhoogd basisbedrag ontvangen, zonder rekening te houden met de bestaansmiddelen van de kinderen bij wie ze wonen. Deze maatregel treedt in werking op 1 mei 2004.