Hervorming van de wet ter bescherming van de maatschappij
Internering van personen die aan een geestesstoornis lijden
Internering van personen die aan een geestesstoornis lijden
Op voorstel van minister van Justitie Laurette Onkelinx heeft de ministerraad in tweede lezing ingestemd met het voorontwerp van wet betreffende de internering van personen die aan een geestesstoornis lijden. Als gevolg van het drama in Luik, dat de lacunes van de wet op het sociaal verweer in de kijker plaatste, had de minister van Justitie zich ertoe verbonden bij de regering een ontwerp voor te leggen om deze wet te hervormen. Een noodzakelijke hervorming De wet op het sociaal verweer dateert van 1 juli 1964. De laatste jaren is de psychiatrische, medische, criminologische en strafrechtelijke kennis sterk geëvolueerd. Een aanpassing van de wet was dan ook gerechtvaardigd. Het ontwerp dat de minister voorlegde is onder meer geïnspireerd door de werkzaamheden van de Interneringscommissie, ook wel de "Commissie Delva" genoemd, naar de naam van zijn voorzitter, die talrijke experts ter zake verenigde en die een aantal aanbevelingen formuleerde betreffende de noodzaak om de wet ter bescherming van de maatschappij te wijzigen. Dit ontwerp streeft twee complementaire doelstellingen na : enerzijds de noodzakelijke maatregelen nemen ter bescherming van de maatschappij en anderzijds de ontwikkeling mogelijk maken van een gezondheidszorgcircuit dat op een optimale wijze de geïnterneerden op therapeutisch vlak begeleidt. Het is immers door tegelijk aan de geïnterneerden de nodige zorgen te verstrekken tijdens de hele duur van hun internering, maar ook door te zorgen voor hun progressieve terugkeer in de maatschappij en voor een strikte en omkaderde psychosociale opvolging, dat we in staat zullen zijn om beter te strijden tegen het recidiveren en op die manier het aantal slachtoffers te verminderen. Door de goedkeuring van dit voorontwerp wil de regering dan ook de noodzakelijke samenwerking bevorderen tussen justitie en de sector van de gezondheidszorgen. Het is maar mits een nauwe samenwerking, die rekening houdt met de bevoegdheden van de ene en de andere dat deze hervorming haar doelstelling zal bereiken. Welke zijn de krachtlijnen van dit voorontwerp? - een professionalisering van de uitvoering van de beslissing om te interneren: deze bevoegdheid zal vanaf nu tot de strafuitvoeringsrechtbank behoren De strafuitvoeringsrechtbanken zullen vanaf nu bevoegd zijn voor alle beslissingen die betrekking hebben op de uitvoering van de internering. Ze zullen de huidige Commissies voor sociaal verweer dus vervangen . Het is de strafuitvoeringsrechtbank die zal beslissen in welke inrichting de geïnterneerde zal geplaatst worden. Ze kan daarbij kiezen uit enerzijds de inrichtingen die georganiseerd worden door de federale overheid of de afdelingen voor sociaal verweer (Paifve, Merksplas, Turnhout, Brugge) en ook de private inrichtingen of anderzijds uit de inrichtingen die georganiseerd worden door de gemeenschappen of gewesten (bijvoorbeeld "Les Marronniers" in Doornik, de psychiatrische klinieken,…). Deze rechtbank zal ook moeten beslissen over de verschillende uitvoeringsmodaliteiten van de internering die voorzien zijn in het voorontwerp van wet. Deze beslissingen worden door de rechtbank bij unanimiteit genomen, op advies van de directeur van de inrichting waar de geïnterneerde verblijft en in het kader van een tegensprekelijke procedure. De strafuitvoeringsrechtbanken zullen van 9 naar 13 kamers worden gebracht, zodat ze de uitvoering van de beslissingen tot internering optimaal ten laste kunnen nemen. - een nieuwe definitie van geestesziekte; De huidige wet gebruikt de termen "krankzinnigheid", "ernstige staat van geestesstoornis" en "zwakzinnigheid" voor het omschrijven van de psychische problemen waaraan de personen lijden die het voorwerp van een internering kunnen zijn. Deze begrippen zijn niet meer adequaat en leiden dikwijls tot verwarring. Zoals de Commissie Delva aanbeval, is het aangewezen ze te vervangen door de meer aangepaste term "geestesstoornis". Deze term – die internationaal erkend is, onder meer door de WGO en de American Psychiatric Association - is immers veel meer aangepast aan de huidige opvattingen van de psychiatrie. Het begrip omvat zowel handicaps als geestesziekten. De term heeft ook het voordeel dat hij voldoende omvattend is om verder te kunnen worden gebruikt in functie van de toekomstige evoluties van de wetenschappelijke kennis ter zake. - introductie van het begrip "gevaar voor de maatschappij"; Om een persoon te kunnen interneren wordt in het voorontwerp van wet een nieuwe voorwaarde ingevoegd: het begrip "gevaar". Dit begrip wordt in het rapport van de Commissie Delva gedefinieerd als een "risico op hervallen". De term "hervallen" is ruimer dan recidive, wat voornamelijk een juridisch begrip is. Het hervallen beoogt hier zowel het hervallen in de aanvankelijke geestesstoornis als in de delinquentie die in causaal verband staat met de vastgestelde geestesstoornis. In grote lijnen zal de internering van een delinquent die aan een geestesstoornis lijdt afhankelijk zijn van het bewijzen van de feiten die hem ten laste worden gelegd, van de voortzetting van zijn geestestoestand en van het gevaar dat hij voor de maatschappij betekent. - een verplichte multidisciplinaire psychiatrische expertise De psychiatrische expertise is een volstrekt essentieel moment bij de interneringsprocedure. Deze expertise moet de magistraat inlichten en hem helpen om de best mogelijke beslissing te nemen. Deze psychiatrische expertise zal voortaan wettelijk verplicht zijn voor het nemen van elke interneringsbeslissing, wat nu niet het geval is. De expertise zal moeten beantwoorden aan een bepaald aantal kwalitatieve criteria en de expert zelf zal een aangepaste wetenschappelijke opleiding moeten genoten hebben en over een accreditatie beschikken op grond van precieze criteria. Om de vorm van deze expertises meer coherent te maken, zal er een standaardmodel aan iedereen worden opgelegd. Anderzijds zal de magistraat een beroep kunnen doen op andere soorten expertises (psychologische, criminologische, sociale) om de meest pertinent mogelijke inlichtingen te bekomen met het oog op de beslissing tot internering die hij moet nemen. - nieuwe instrumenten ter beschikking van de gerechtelijke autoriteit die de beslissing om te interneren uitspreekt; Ze zal op het moment van de internering, net zoals dat het geval is bij de veroordeelden, eveneens een onmiddellijke opsluiting kunnen uitspreken, teneinde te vermijden dat de geïnterneerde zich onttrekt aan de uitvoering van de maatregel of indien hij een onmiddellijk gevaar betekent voor de maatschappij. Anderzijds zal ze eveneens een bepaald aantal beroepsverboden uitspreken indien dat nodig zou blijken, bijvoorbeeld het verbod om deel te nemen aan beroepsactiviteiten waarbij minderjarigen betrokken zijn, indien er sprake is van feiten van seksueel misbruik van minderjarigen. De slachtoffers worden erbij betrokken De slachtoffers van geïnterneerden hebben momenteel geen enkel recht, in tegenstelling tot momenteel bestaat inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling en in tegenstelling tot hun uitgebreide rechten in het kader van de toekomstige strafuitvoeringsrechtbanken. Deze lacune moest dringend rechtgezet worden en het ontwerp stelt voor dezelfde bepalingen aan te nemen voor de slachtoffers, of de dader nu veroordeeld of geïnterneerd wordt. Het gaat zelfs verder door aan de slachtoffers van een dader die geïnterneerd werd door een onderzoeksgerecht mogelijk te maken te genieten van dezelfde rechten en mogelijkheden als de andere categorieën, zelfs indien ze zich geen burgerlijke partij gesteld hebben. Introductie van nieuwe uitvoeringsmodaliteiten van de uitvoering van de interneringsmaatregel De huidige wet voorziet slechts drie uitvoeringsmodaliteiten van de interneringsmaatregel: de invrijheidsstelling op proef, de definitieve invrijheidsstelling en de beperkte vrijheid. Het voorontwerp van wet voert andere modaliteiten in voor het uitvoeren van de interneringsmaatregel: de uitgaanspermissies en de penitentiaire verloven - in de praktijk reeds toegekend door de Commissies sociaal verweer – en verder eveneens de beperkte hechtenis en het elektronisch toezicht. Deze twee laatste modaliteiten zijn overgangsregimes die geleidelijk naar een invrijheidsstelling op proef moeten leiden. Ze worden uitgesproken voor een maximale periode van 6 maanden en kunnen slechts één keer worden verlengd. Indien er problemen vastgesteld worden tijdens de uitvoering van de maatregel, kan de strafuitvoeringsrechtbank een einde maken aan de toegekende modaliteit, maar indien alles goed is verlopen, kent ze de invrijheidsstelling op proef toe aan de geïnterneerde. Voor elke modaliteit zijn de procedure en de toekenningsvoorwaarden duidelijk gedefinieerd. Introductie van nieuwe contra-indicaties in geval van invrijheidsstelling op proef. De huidige wet voorziet slechts twee voorwaarden voor de vrijlating op proef: wanneer de geestestoestand van de geïnterneerde voldoende verbeterd is en de voorwaarden voor zijn reclassering vervuld zijn. Het is duidelijk dat deze voorwaarden vandaag de dag onvoldoende zijn. Het voorontwerp stelt voor dat elke vrijlating op proef ondergeschikt is aan het onderzoeken van de volgende contra-indicaties: - een onvoldoende verbetering van de gezondheidstoestand, - het ontbreken van het vooruitzicht op maatschappelijke reïntegratie, - het risico dat de betrokkene opnieuw ernstige strafbare feiten pleegt, - het risico dat de veroordeelde de slachtoffers lastig valt, - de houding van de geïnterneerde ten overstaande van zijn slachtoffers, - de weigering door of de ongeschiktheid van de geïnterneerde om een behandeling te volgen die nochtans noodzakelijk geacht wordt wanneer hij geïnterneerd wordt wegens het plegen van bepaalde zedenfeiten. Om te kunnen genieten van een vrijlating op proef, moet de geïnterneerde voorheen kunnen genoten hebben van minstens een van de volgende uitvoeringsmodaliteiten: uitgaanspermissies, penitentiair verlof, beperkte hechtenis of elektronisch toezicht. Verder zal de duur van de proefperiode voor de vrijlatingen op proef minimum twee jaar bedragen en deze periode van twee jaar is hernieuwbaar, zo lang de strafuitvoeringsrechtbanken het noodzakelijk zullen achten. De begeleiding van de personen die op proef in vrijheid werden gesteld. De controle van de personen die op proef zijn vrijgelaten zal gebeuren door het parket zoals voor de veroordeelden sinds de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden. De justitieassistenten zullen van hun kant de begeleiding van deze vrijgelaten personen ten laste nemen. De politiemensen zullen geïnformeerd worden over het toekennen van de uitvoeringsmodaliteiten van de internering en zullen belast zijn met het algemene toezicht op de betrokkene. De definitieve vrijlating. De definitieve vrijlating zal alleen kunnen toegekend worden na een vrijlating op proef van minstens twee jaar en op voorwaarde dat de geestesstoornis voldoende verbeterd is om niet meer te moeten vrezen dat de geïnterneerde nieuwe strafbare feiten pleegt. De strafuitvoeringsrechtbank zal dus tijdens de vrijlating op proef met regelmatige tussenpozen en maximaal elke twee jaar moeten onderzoeken of de definitieve vrijlating kan worden toegekend. Deze bepaling beantwoordt, samen met het periodieke rapport van de justitieassistent, aan de aanbeveling van de Interneringscommissie, volgens welke de strafuitvoeringsrechtbank precies en volledig moet worden geïnformeerd over de evolutie van de situatie van de geïnterneerde tijdens de vrijlating op proef.