Hervorming van de fiscaliteit op de energiefactuur
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Financiën Vincent Van Peteghem een voorontwerp van wet goed tot hervorming van de fiscaliteit op de energiefactuur.
Dit voorontwerp van wet voorziet in een hervorming van de federale fiscaliteit op de energiefactuur. De btw op elektriciteit, aardgas en warmte via warmtenetten wordt namelijk permanent verlaagd voor alle residentiële contracten.
Het voorontwerp voorziet ook in de hervorming van accijnzen op volgende producten:
- er wordt een nieuw accijnstarief ingevoerd voor de verschillende verbruiksschijven voor de residentiële contracten. Dit tarief werd berekend op basis van het verschil in btw tussen 21% en 6% dat gemiddeld per MWh werd betaald in 2021. Voor aardgas gaat het om een accijnsverhoging van 7,69 euro per MWh. Voor elektriciteit gaat het om een accijnsverhoging van 33,88 euro per MWh
- er wordt een nieuwe verbruiksschijf ingevoerd voor de niet-zakelijke gebruikers waarbij een “basispakket” aan elektriciteit en aardgas wordt beoogd. Deze schijf gaat tot 3 MWh voor elektriciteit en 12 MWh voor aardgas
- er wordt een cliquet-systeem ingevoerd, waarbij het de bedoeling is om de “btw-winst” die zou volgen uit schommelingen van de marktprijzen automatisch te compenseren in de accijnzen, zodat prijsschommelingen beter worden beheerst. Het systeem heeft enkel uitwerking voor het basispakket elektriciteit en aardgas
Voor de klanten met een sociaal tarief moet worden voorzien in een aparte regeling, aangezien deze klanten vrijgesteld zijn van accijnzen. Om de fiscaliteit op energie ook voor deze klanten op een evenwichtig niveau te brengen, wordt voorzien in een verlaagd accijnstarief dat overeenstemt met het verschil in btw tussen 21% en 6% dat klanten met een sociaal tarief gemiddeld per MWh betaalden in de tweede helft van 2021. Voor aardgas gaat het om een accijnstarief van 2,77 euro per MWh. Voor elektriciteit gaat het om een accijnstarief van 23,62 euro per MWh.
De inwerkingtreding van deze hervorming wordt bepaald per koninklijk besluit. Om op het moment van inwerkingtreding van de wet de aanpassing van de bijzondere accijnstarieven geleidelijk aan te kunnen laten verlopen, wordt erin voorzien dat de accijnzen progressief kunnen worden ingevoerd.
Het voorontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.