Europees aanhoudingsbevel
Op voorstel van de heer Marc Verwilghen, Minister van Justitie, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet goed tot omzetting van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie (*) betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten.
Op voorstel van de heer Marc Verwilghen, Minister van Justitie, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet goed tot omzetting van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie (*) betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten.
Dit kaderbesluit strekt ertoe in de betrekkingen tussen de lidstaten van de Europese Unie de uitlevering te vervangen door een mechanisme van overlevering op grond van een Europees aanhoudingsbevel. Dit mechanisme is de eerste concrete toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning, dat volgens de Europese Raad van Tampere (**) de hoeksteen moet worden van de uitbreiding van de gerechtelijke samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie. Het belangrijkste element van de procedure is niet langer een verzoek om uitlevering, gedaan tussen de staten op grond van een internationale overeenkomst, maar wel het aanhoudingsbevel zelf, uitgevaardigd door de bevoegde rechterlijke autoriteit. Dit heeft twee belangrijke gevolgen: ten eerste nemen enkel de rechterlijke autoriteiten en niet langer de staten aan het nieuwe mechanisme deel (de rechterlijke autoriteit en niet langer de uitvoerende macht is bevoegd voor de beslissing tot overlevering); ten tweede wordt de procedure verkort: de twee fasen van de uitlevering - aanhouding en overlevering -, met twee opeenvolgende procedures, worden vervangen door een enkele fase, waarbij de rechterlijke beslissing voldoende is zowel voor de aanhouding als voor de overlevering van de persoon. De goedkeuring van het stelsel van het Europees aanhoudingsbevel maakt het mogelijk de vervolging en de tenuitvoerlegging van straffen ten aanzien van elke persoon die in de Europese Unie een strafbaar feit heeft gepleegd, alsook de taak van de rechtspractici te vergemakkelijken. De regeling moest bovendien worden versneld opdat de gezochte personen de zekerheid zouden hebben dat zij binnen een redelijke termijn worden berecht. (*) van 13 juni 2002. (**) van 15 en 16 oktober 1999.