Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties - tweede lezing
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Justitie Annemie Turtelboom in tweede lezing een voorontwerp van wet goed dat de bestaande Belgische wetgeving over de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties aanpast aan de nieuwe richtlijn 2011/7/EU.
De wettelijke betalingstermijn voor handelstransacties tussen ondernemingen bedraagt ten hoogste dertig dagen. Het blijft mogelijk om contractueel een langere betalingstermijn overeen te komen. Voor de handelstransacties met overheidsdiensten geldt dezelfde wettelijke betalingstermijn van dertig dagen, maar ze mag slechts tot ten hoogste 60 dagen contractueel worden verlengd. Er geldt echter een uitzondering voor de overheidsdiensten die gezondheidszorgen verstrekken waarvoor de wettelijke betalingstermijn 60 dagen bedraagt in plaats van dertig zonder mogelijkheid tot verlenging.
Na verloop van de betalingstermijn heeft de schuldeiser recht op een intrest tegen de referentie-intrest plus 8%. Hij kan eveneens van rechtswege en zonder ingebrekestelling een vast bedrag van 40 euro opvragen voor invorderingskosten. Daarbovenop heeft hij recht op een redelijke schadeloosstelling voor bijkomende invorderingskosten die het gevolg zijn van de laattijdige betaling.
Het wetsontwerp past de nieuwe richtlijn 2001/7/EU toe die de richtlijn 2000/35/EG vervangt. De richtlijn is er gekomen naar aanleiding van de zogenaamde small business act for Europe van 25 juni 2008 van de Europese Commissie. Die wetgeving wil een gunstiger klimaat voor KMO's creëren door onder meer betalingsachterstanden weg te werken, doeltreffende rechtsmiddelen te voorzien en overheidsinstanties, die de wettelijke betalingstermijnen niet respecteren, strengere regels en sancties op te leggen. Het voorontwerp werd aangepast aan het advies aan de Raad van State.