Advies nr. 81 van 24 november 2022 betreffende rookverbod in FPC's
In dit advies onderzoekt het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, als onafhankelijke instantie, de vraag betreffende het al dan niet invoeren van een gedeeltelijk of volledig rookverbod in de bijzondere context van forensische psychiatrische centra (FPC's). Doordat in die instellingen veel wordt gerookt, lopen de rokers aanzienlijke gezondheidsrisico's en worden de niet-rokers, zowel geïnterneerden als werknemers, blootgesteld aan de gevaren van passief roken.
Voor dit advies heeft het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek (*zie einde van dit persbericht) zich gebaseerd op zijn kenmerkende deskundigheid, pluralisme en interdisciplinariteit en op de mening van externe deskundigen. Het Comité heeft de vraag vanuit drie invalshoeken benaderd en bespreekt met name de gezondheids-, juridische en ethische aspecten ervan.
In forensische psychiatrische centra (FPC’s) zijn geïnterneerden opgenomen. Het gaat om personen met een psychiatrische stoornis die feiten hebben begaan die worden omschreven als misdrijven of overtredingen die de fysieke en psychische integriteit van derden aantasten, en van wie het oordeelsvermogen op het ogenblik van de feiten als verdwenen of ernstig verstoord werd beoordeeld.
Het Comité buigt zich eerst over de gezondheidsaspecten verbonden aan tabaksgebruik. Er bestaat momenteel een brede consensus over de risico's ervan. Die zijn van tweeërlei aard: enerzijds toxisch, met aanzienlijke gevolgen op het vlak van hart- en vaatziekten, ademhalingsaandoeningen en kanker, en anderzijds het erg verslavende karakter van roken. Tabaksrook vormt ook een bedreiging voor de gezondheid van de niet-rokers die eraan worden blootgesteld. Heel wat personen met psychiatrische stoornissen roken.
Vervolgens onderzoekt het Comité de juridische aspecten van de vraag. Het basisprincipe van de huidige wetgeving over tabaksgebruik is de vrijheid om te roken, behalve op plaatsen waar dat verboden is. De wet van 22 december 2009 betreffende een regeling voor rookvrije plaatsen en ter bescherming van de bevolking tegen tabaksrook verbiedt het roken in de gesloten centra niet helemaal. Het rookverbod geldt namelijk niet in de private gedeelten. Een typisch probleem van de FPC's is dat de geïnterneerden over het algemeen geen mogelijkheid hebben om zich vrij naar buiten te bewegen om te roken. Bovendien zijn hun kamers hun private woonruimte, maar tegelijk ook de werkplek voor het personeel. De wet staat roken op de werkplek echter niet toe. Bovendien erkent de Belgische grondwet het recht op bescherming van de gezondheid, terwijl het recht om te roken, op plaatsen waar dat niet verboden is, onder het recht op privacy valt. In FPC's komt de afweging tussen deze rechten doorgaans tot uiting in de terbeschikkingstelling van rookruimten, zonder dat de overlast voor de niet-rokers afdoende wordt weggenomen. Aangezien het rookverbod geen medische behandeling inhoudt, belet de wet op de patiëntenrechten niet dat zo'n verbod wordt ingevoerd zonder het akkoord van de patiënt. Een verplichte medisch begeleide ontwenning is wel een medische handeling en vergt het akkoord van de patiënt. Het Comité bespreekt ook de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen, die het opleggen van een straf naast de vrijheidsbeneming aan gevangenen en geïnterneerden verbiedt. Het is de vraag of een algemeen rookverbod geen bijkomende straf vormt. Daarom lijkt het aangewezen bij een eventuele wetswijziging een genuanceerde oplossing te voorzien waarbij aan het recht om te roken is voldaan wanneer een volwaardig alternatief wordt aangeboden zoals aparte rookruimtes. Het zou ook interessant zijn dat de bevoegde instanties op juridisch niveau nader onderzoeken in welke mate de e-sigaret als alternatief kan worden aangeboden. En dit met name in die contexten waar het niet mogelijk is om het roken van de gewone sigaret toe te staan zonder veel schade aan derden tot gevolg (geuroverlast, passief roken).
Op ethisch vlak erkent het Comité dat de algemene strijd tegen tabaksgebruik legitiem is, gezien de bewezen schadelijke gevolgen van roken. Met betrekking tot de specifieke context van de FPC's bespreekt het Comité de vraag in de vorm van twee dilemma's. Het eerste dilemma betreft de autonomie van rokers tegenover het paternalisme van opgelegde gezondheidsmaatregelen. De aanbevolen weg is een proces van empowerment dat rokers ondersteunt om gedeeltelijk of volledig van hun tabaksverslaving af te raken door middel van bewustmakings- en empowermentmaatregelen. Het tweede dilemma stelt het respect voor diezelfde autonomie tegenover de noodzaak om niet-rokers te beschermen. Hoewel het Comité geen voorstander is van een totaal rookverbod in de FPC's, vindt het dat de vrijheid van rokers niet-rokers niet in gevaar mag brengen. Dit moet gebeuren via een proces van 'denormalisering', door roken te ontmoedigen, en door concrete oplossingen die niet eenvoudig zijn, gezien de huidige infrastructuur van deze instellingen (oplossingen zoals doeltreffende ventilatie, duidelijk gescheiden rookkamers, voorlichtingsbijeenkomsten, voorstellen van ontwenningsprogramma’s enz.). Sommige leden van het Comité menen dat het interessant zou zijn om de mogelijkheden te onderzoeken van een overgangsfase waarin alleen e-sigaretten zijn toegestaan. Andere leden zijn van mening dat dit neerkomt op een totaal rookverbod en op een onevenredige inbreuk op de vrijheid van rokers.
Concluderend is het Comité van mening dat de bestrijding van het roken in de FPC's moet aansluiten bij de wijze waarop die strijd in de algemene samenleving wordt gevoerd. Idealiter wordt de rookcultuur bestreden middels overtuiging en niet met dwang. Antirookmaatregelen zijn effectief in het verbeteren van de lichamelijke gezondheid en de levensverwachting van patiënten met een psychiatrische aandoening. Het Comité dringt wel aan op een echt globale visie op de gezondheid van de geïnterneerden, met een multidisciplinaire opvolging waarbij met name tabakologen een rol spelen. De risico's verbonden aan passief roken moeten volgens het Comité zoveel mogelijk worden beperkt; volgens sommige van zijn leden kan de elektronische sigaret een interessant alternatief vormen.
Het advies is beperkt tot de forensische psychiatrische centra, maar sommige beginselen zijn van toepassing op vergelijkbare instellingen, zoals gevangenissen of gesloten afdelingen van een psychiatrisch ziekenhuis.
Het advies is te raadplegen via de volgende link: https://www.health.belgium.be/nl/belgisch-raadgevend-comite-voor-bio-ethiek
Over het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek*
Het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek is de instantie die door de overheden op federaal en gemeenschapsniveau werd ingesteld om advies uit te brengen over bio-ethiek en over dit domein te informeren. Het Comité wordt gekenmerkt door zijn onafhankelijkheid, interdisciplinariteit en pluralisme en is samengesteld uit leden gekozen op grond van hun kennis, hun ervaringen en hun interesse voor ethische problemen. Het Comité heeft als taak adviezen uit te brengen over de problemen die rijzen ten gevolge van het onderzoek en de toepassingen ervan op het gebied van de biologie, de geneeskunde en de gezondheidszorg; deze problemen worden onderzocht op hun ethische sociale en juridische aspecten meer bepaald betreffende de eerbiediging van de rechten van de mens. Het Comité heeft ook als taak de samenleving en de overheden te informeren over deze bio-ethische problemen.