Aanvullend pensioen van de openbare sector
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet goed houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector.
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet goed houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector.
Het betreft het instellen van de toekenning, de berekening en de financiering van een aanvullend pensioenstelsel bij het algemeen pensioenstelsel van de werknemers ten voordele van personen die in de openbare sector een management- of staffunctie uitoefenen. Ter herinnering, het zijn de koninklijke besluiten van 29 oktober 2001 en 2 oktober 2002 die de statutaire toestand regelen van de personen die aangewezen zijn om managements- of staffuncties uit te oefenen in de federale overheidsdiensten die voorzien dat de beloning van deze personen, naast een maandelijkse wedde, de deelname omvat aan een aanvullende pensioenregeling, gefinancierd door persoonlijke en werkgeversbijdragen. De nieuwe regels moeten dringend in het rechtssysteem worden geïntegreerd omdat de eerste personen die werden aangewezen om een managementfunctie uit te oefenen sinds het einde van het jaar 2001 in dienst getreden zijn. Het aanvullend pensioenstelsel waarvan sprake, berust op de volgende elementen: - de begunstigde krijgt voor iedere periode gedurende dewelke een mandaat is uitgeoefend bijkomende voordelen die voor iedere maand van het mandaat overeenstemmen met het verschil tussen 1/720ste van de referentiebezoldiging en van het werknemerspensioen dat betrekking heeft op de periodes die gedekt zijn door een mandaat; - de aangestelde persoon voor de uitoefening van een mandaat neemt deel aan de financiering van de aanvullende voordelen door een persoonlijke bijdrage van 1,5 %; - voor de toepassing van de maxima voorzien door de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, wordt voorzien dat het bedrag van de aanvullende voordelen, abstractie gemaakt van de rente of het kapitaal overeenstemmend met de persoonlijke bijdragen, is verminderd ten belope van 20 % van het absolute maximum, te weten 20 % van 60.647,52 euro, hetzij 12.129,50 euro per jaar aan de huidige index. Het voorontwerp van wet werd voorgelegd aan de Raad van State voor advies.