Gerechtelijke achterstand
Bestrijden van de gerechtelijke achterstand
Bestrijden van de gerechtelijke achterstand
Op voorstel van Minister van Justitie Laurette Onkelinx keurde de ministerraad het voorontwerp van wet goedgekeurd tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het bestrijden van de gerechtelijke achterstand. Het voorontwerp van wet streeft een drievoudige doelstelling na: - het versnellen van het zgn. 'in gereedheid brengen' van een dossier en het verkrijgen van een precieze timing voor het uitwisselen van de conclusies en voor de zitting waarop wordt gepleit. Hierdoor wordt het hele proces transparanter voor de rechtsonderhorige; - ervoor zorgen dat de magistraten de beraadslagingstermijn respecteren en zodoende vermijden dat de rechtsonderhorige te lang moet wachten alvorens in zijn zaak een vonnis is geveld. Er worden sancties voorzien wanneer de termijnen niet worden nageleefd; - bestraffen van het misbruik maken van de procedure en van vertragende manoeuvres. Deze hervorming formaliseert de goede praktijken die beetje bij beetje op het terrein werden ontwikkeld. Ze vermindert de duur van de rechtszaken gevoelig en zorgt voor een betere beheersing van het verloop van de rechtzaak door de partijen. Dit is trouwens een concreet resultaat van de Justitiedialogen die werden geïnitieerd door de minister van Justitie en die werden uitgevoerd door de heren Fred Erdman en Georges de Leval. 1. ETAPPE VAN HET IN GEREEDHEID BRENGEN VAN EEN ZAAK De duur van een rechtszaak kan opgesplitst worden in 2 grote periodes: - het in staat van gereedheid brengen, namelijk het uitwisselen van argumenten tussen de partijen (de stukken en de conclusies); - de termijn tussen het moment waarop de argumenten werden uitgewisseld (de zaak is dan in gereedheid) en de vastgelegde zittingsdag. De strijd tegen de gerechtelijke achterstand houdt onder meer in dat men deze twee periodes inkort tot de minimumtijd die vereist is om te zorgen voor een volledig onderzoek van het geschil en voor het verkrijgen van een vonnis. - Een grotere transparantie van de rechtszaak garanderen voor de rechtsonderhorige Het voorontwerp veralgemeent het vastleggen van een precieze en afdwingbare kalender voor elke rechtszaak zodra een dossier is ingeleid bij de rechter. Vanaf de eerste zitting en uiterlijk binnen de 6 weken zal elke rechtsonderhorige de scharnierdata kennen van de rechtszaak, te weten: de data voor de conclusies en de datum voor de pleidooien. - De rechtsonderhorige zal dan van bij het begin een volledig zicht hebben op het verloop van de rechtszaak en zal onmiddellijk weten op welke dag zijn dossier ten gronde zal kunnen worden gepleit. - Voorrang geven aan de actieve rol van de rechter Het is onontbeerlijk dat de rechter een meer actieve rol krijgt, zodat de zitting voor pleidooien zo productief mogelijk is. De rechter kan deze actieve rol echter alleen spelen indien men hem daartoe de nodige middelen geeft. De hervorming voorziet dus dat de partijen aan de rechter hun argumenten en de stukken van hun dossier zullen moeten meedelen voor de zitting. De rechter kan het dossier dan op efficiënte wijze voorbereiden, zodat hij tijdens de zitting voor pleidooien zijn functies actief kan uitoefenen. Aangezien de rechter hun dossier reeds zal bestudeerd hebben en hij het geschil optimaal zal hebben begrepen, zal hij dus rechtstreeks vragen kunnen stellen aan de partijen tijdens de zitting, wat zal vermijden dat er vonnissen worden geveld die de debatten heropenen, waardoor de partijen een tweede keer moeten verschijnen om de vragen van de rechter te beantwoorden. - Deze nieuwe maatregel zal bijdragen tot het ontwikkelen van een echt interactief debat tussen de rechter en de partijen tijdens de zitting en zal eveneens de ontwikkeling mogelijk maken van "half geschreven" rechtzaken, die veel soepeler en efficiënter zullen zijn en vooral meer zullen worden gebruikt dan de volledig schriftelijke rechtszaak zoals die thans voorzien is door het Gerechtelijk Wetboek. Opgelet! Om niet te bezwijken onder de massa bijkomende conclusies die een proces neerlegt tijdens de rechtszaak en om te vermijden dat de magistraten zouden verplicht zijn om zelf voor de synthese ervan te zorgen, voorziet het ontwerp de verplichting voor de partijen van syntheseconclusies. - Sanctioneren van de proceduremisbruiken Het zal vanaf nu mogelijk zijn de partij te sanctioneren die klaarblijkelijk oneigenlijk gebruik maakte van de procedure of de procedure vertraagt, hetzij door het inleiden van een rechtszaak terwijl die op geen enkel ernstige basis berust of om de rechtzaak te vertragen. De rechter kan de sanctie van ambtswege opleggen. - Deze zal bestaan uit een burgerlijke boete die zal kunnen schommelen tussen 15 en 2.500 euro. II. ETAPPE VAN DE BERAADSLAGING - Aan de rechtsonderhorige garanderen dat het vonnis binnen de voorziene termijnen zal worden geveld Het gebeurt dat de beraadslaging (de periode tussen het moment waarop de rechter de debatten heeft gesloten en het moment waarop hij zijn vonnis velt) langer duurt dan de termijn van één maand die voorzien is door de wet. Meestal wordt aan de rechtsonderhorige geen enkele uitleg gegeven over de reden voor die vertraging. Momenteel moet de rechter zelf de eerste voorzitter van het hof van beroep of van het arbeidshof informeren over het feit dat de termijn overschreden is, indien de debatten reeds meer dan drie maanden voordien werden afgesloten. Het hervormingsontwerp voorziet een versterkte rol van de rechtstreekse korpschef indien de beraadslagingstermijn niet wordt gerespecteerd. 1. Er zal in elke griffie een tabel van de termijnen van beraadslaging worden bijgehouden: de griffiers zullen de lijst opstellen van de zaken waarbij de uitspraak langer dan een maand op zich laat wachten. Deze lijst wordt ter ondertekening voorgelegd aan de betrokken magistraat, die dan schriftelijke opmerkingen zal kunnen formuleren. Deze lijsten zullen op initiatief van de hoofdgriffier elke maand worden opgemaakt en overgemaakt een de korpschef van de rechtsmacht en aan de korpschef van het openbaar ministerie bij deze rechtsmacht. Indien blijkt dat de achterstand inzake de beraadslaging bij de magistraat herhaaldelijk voorkomt, zal de korpschef hem kunnen oproepen om zijn uitleg te aanhoren. 2. Indien de rechter langer dan drie maanden beraadslaagt, zal hij opgeroepen worden door de korpschef om gehoord te worden over de reden voor die achterstand. Zo mogelijk wordt hiervoor een oplossing gezocht. 3. Indien hij dit nodig acht kan de korpschef een tuchtprocedure opstarten tegen de betrokkene. Het ontwerp voorziet een disciplinaire sanctie die zal oplopen tot een onhouding van 1/5 op de netto wedde (gedurende maximum 2 maanden) en die kan worden toegepast bij het niet-respecteren van de termijn van de rechtszaak. De korpschef zal dus over de nodige instrumenten beschikken om een echte managementrol te kunnen spelen, om de goede werking van zijn rechtsmacht te garanderen. Anderzijds zal met deze feiten ook rekening worden gehouden bij de evaluatie van de magistraten.