Invordering van schuldvorderingen
Op voorstel van de heer Didier Reynders, Minister van Financiën, keurde de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit goed tot vaststelling van de praktische maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van de wet (*) betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten, belastingen en andere maatregelen.
Op voorstel van de heer Didier Reynders, Minister van Financiën, keurde de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit goed tot vaststelling van de praktische maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van de wet (*) betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten, belastingen en andere maatregelen.
Het ontwerp beoogt de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn (**) tot vaststelling van de praktische maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van de richtlijn (***) betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen alsmede andere maatregelen. Het ontwerp stelt de praktische maatregelen vast met betrekking tot de verstrekking van inlichtingen aan de verzoekende autoriteit, de notificatie van de toepasselijke akten en besluiten aan de geadresseerde, het nemen van bewarende maatregelen en de invordering van schuldvorderingen door de aangezochte autoriteit namens de verzoekende autoriteit. Het legt eveneens de praktische modaliteiten vast betreffende de omrekening bij de overdracht van de ingevorderde sommen, de vaststelling van een minimumbedrag van de schuldvorderingen die aanleiding kunnen geven tot een verzoek om invorderingsbijstand evenals betreffende de uitwisseling van mededelingen tussen de bevoegde autoriteiten, Belgische en buitenlandse. Het advies van de Raad van State wordt gevraagd binnen een termijn van vijf dagen, waarna het dossier opnieuw aan de Ministerraad wordt voorgelegd. (*) van 20 juli 1979. (**) richtlijn 2002/94/EG van de Commissie van 9 december 2002. (***) richtlijn 76/308/EEG van de Raad.