Focusstudie van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers
Als het aantal kinderen in België daalt, dan kan verondersteld worden dat er ook minder kinderen zullen zijn met recht op kinderbijslag in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. De realiteit blijkt echter een stuk complexer te zijn. Terwijl het aantal kinderen van 0 tot en met 24 jaar, volgens de cijfers van het NIS, in de laatste tien jaar daalde met 70.832, steeg het aantal kinderen in het werknemersstelsel in dezelfde periode met 61.467 kinderen. Deze schijnbare paradox maakte het voorwerp uit van een studie van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers. In deze studie werden de belangrijkste demografische tendensen op nationaal vlak (op basis van gegevens van het Nationaal Instituut voor de Statistiek) vergeleken met de evolutie van het aantal kinderen in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Uit de studie blijkt dat beide populaties vooral in de periode 2000-2005 een verschillende evolutie hebben gekend. Aan de hand van de analyse van een aantal subgroepen werden een aantal verklaringen aangebracht voor de vastgestelde divergente evolutie. In de periode 2000-2005 was er een aanzienlijke toename van de buiten het Rijk opgevoede kinderen. Het gaat hier vooral om kinderen van wie bijvoorbeeld de vader in België komt werken als grensarbeider en onder die hoedanigheid recht verwerft op kinderbijslag voor zijn kinderen in Frankrijk. Als gevolg van de toenemende grensarbeid is deze categorie kinderen sterk toegenomen in het stelsel van de werknemers. Daarnaast steeg ook het aantal studenten en jonge werkzoekenden (met recht op kinderbijslag) in diezelfde periode. De verschuivingen tussen de verschillende sectoren van de kinderbijslag is zonder twijfel de belangrijkste factor die heeft bijgedragen tot de toename van het aantal kinderen in het werknemersstelsel. Tussen 2000-2005 is het aantal kinderen van 0 t.e.m 24 jaar nauwelijks geëvolueerd in België. In het stelsel van de kinderbijslag voor zelfstandigen daarentegen daalde het aantal kinderen fors in dezelfde periode, dit impliceert belangrijke verschuivingen naar het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Het kinderbijslagstelsel voor werknemers heeft dus ondanks een negatieve demografische tendens bij de jongeren, in de laatste tien jaar een sterke groei gekend van het aantal rechtgevende kinderen. Op lange termijn echter ziet de situatie voor de kinderbijslagsector in zijn geheel er minder rooskleurig uit. Volgens de laatst beschikbare projecties van het NIS zou het aantal kinderen van 0 tot en met 24 jaar met 152.632 kinderen dalen tegen 2020. In dit geval zal ook het budgettaire aandeel van de kinderbijslag in het geheel van de sociale zekerheid verder afnemen, terwijl het aandeel van de pensioenen en de gezondheidszorg, als gevolg van de vergrijzing, alsmaar verder zal toenemen. De vraag dringt zich op of de maatschappij de ontgroeningtendens zomaar dient te ondergaan en of er, vanuit het beleid, misschien niet meer aandacht moet geschonken worden aan een 'vergroeningspolitiek' die het accent zowel legt op de uitkeringen (vb. kinderbijslag) als op een geheel van gezinsdiensten (kinderopvang, flexibele werktijden). Het is immers in het belang van de huidige en de toekomstige samenleving dat er vandaag geïnvesteerd wordt in kinderen, want zij zijn de motor van de economie van morgen en zij zullen mee de kost van de vergrijzing helpen dragen. De volledige studie kunt u nalezen op www.kindergeld.be. Voor bijkomende informatie over deze studie kunt u terecht bij: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Frederick Taveirne attaché Dienst Research Trierstraat 70 1000 BRUSSEL Tel: 02-237 26 46 frederick.taveirne@rkw-onafts.fgov.be