Taalbeheersing van gezondheidszorgbeoefenaars
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke een voorontwerp van wet goed dat ertoe strekt taalbeleideisen op te nemen in de wet inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg.
Het is onontbeerlijk dat gezondheidszorgbeoefenaars de taal beheersen voor een kwaliteitsvolle en veilige gezondheidszorgverlening. Het is niet enkel belangrijk voor de communicatie met de patiënt en andere gezondheidszorgbeoefenaars, maar ook voor het bijhouden van patiëntendossiers, het opstellen van voorschriften, het interpreteren van onderzoeksresultaten etc.
Na de inwerkingtreding van dit voorontwerp tot wijziging van de Kwaliteitswet zal een gezondheidszorgbeoefenaar bij het aanvragen van een visum moeten bewijzen dat hij een van de landstalen beheerst. Dit bewijs kan bestaan uit een diploma secundair, hoger of universitair onderwijs of een certificaat van een bepaald niveau van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen.
Nadien moet een gezondheidszorgbeoefenaar te allen tijde een van de drie landstalen voldoende beheersen om kwaliteitsvolle gezondheidszorg te verstrekken. Er wordt voorzien in een uitzondering voor de buitenlandse gezondheidszorgbeoefenaars met een uitzonderlijke expertise. Bovendien kan bij koninklijk besluit worden voorzien in vrijstellingen.
Voorts wordt artikel 114 van de wet van 10 mei 2015 opgeheven. De gezondheidszorgbeoefenaars op wie deze bepaling van toepassing was, vallen voortaan onder de ontwerpregelgeving van de Kwaliteitswet.
Het voorontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.
Voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, en van de wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen voor wat betreft de taalbeheersing van gezondheidszorgbeoefenaars