De Belgische arbeidsmarkt in 230 tabellen: The end of the world as we know it? De stand van zaken op de Belgische arbeidsmarkt
De recentste actualisering van 230 arbeidsmarktindicatoren toont dat we tot en met 2019 op quasi alle vlakken gunstige arbeidsmarktevoluties meemaakten. Hoewel er nog steeds grote uitdagingen bestaan voor kortgeschoolden, migranten met een niet-EU-nationaliteit en 55-plussers, werden alle participatiekloven kleiner. In 2020 schudde de corona-pandemie de kaarten echter volledig door elkaar, waardoor er een abrupt einde kwam aan de positieve evoluties en de structurele zwaktes dreigen uitvergroot te worden
December is naar goede gewoonte de maand waarin we de belangrijkste bevindingen oplijsten uit de actualisering van de 230 arbeidsmarktindicatoren die jaarlijks worden opgesteld als bijlage bij het Nationaal Hervormingsprogramma dat elke EU-lidstaat aan de Europese Commissie moet bezorgen. Het is immers het moment waarop we voor een brede waaier van arbeidsmarktgerelateerde thema’s over de definitieve cijfers tot en met 2019 beschikken. Deze indicatoren worden uitgewerkt door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, in samenwerking met Statbel (FOD Economie, Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium) en met de Gewesten en de Gemeenschappen. Voor arbeidsmarktanalisten in december 2020 lijkt het echter alsof 2019 een ander tijdperk is. We kiezen er daarom voor om in dit overzicht ook aandacht te besteden aan de beschikbare kortetermijnindicatoren, die een voorlopig beeld schetsen van de opmerkelijke schommelingen in de loop van 2020.
De arbeidsmarktindicatoren voor 2019 laten, net als het jaar voordien, op bijna alle vlakken positieve trends zien. De werkzaamheidsgraad, zijnde het aandeel werkenden bij de bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-64 jaar), steeg van 69,7% in 2018 naar 70,5% in 2019. Het EU-gemiddelde bereikte weliswaar zelfs 73,9%. De stijging deed zich voor in de drie gewesten, bij alle leeftijdsgroepen, en zowel voor personen die in België zijn geboren als daarbuiten. Ook de activiteitsgraad – het aandeel werkenden en werklozen bij de bevolking van 20-64 jaar – is gestegen, van 74,0 naar 74,4% (78,7% in de hele EU). Wat de werkzaamheids- en activiteitsgraad van 55-plussers betreft is de toename relatief sterk, dus de achterstand ten opzichte van de EU is kleiner geworden. En ook voor vrouwelijke 55-plussers naderen we met 48,9% steeds dichter de 50%-drempel (zijnde het Belgisch engagement tegenover de EU voor 2020). De werkloosheidsgraad daalt verder naar nieuwe recordniveaus, en dat voor alle gewesten, geslachten, geboortelanden én opleidingsniveaus (voor België in z’n geheel van 5,8% in 2018 naar 5,2% in 2019). Ook het aandeel langdurig werklozen binnen de totale werkloosheid – een ander klassiek pijnpunt voor de Belgische arbeidsmarkt – is sterk gedaald.
Dat betekent niet dat er geen pijnpunten meer bestonden in 2019. De traditioneel grote kloof tussen personen die in België zijn geboren en daarbuiten bleef veel groter dan gemiddeld in de EU. Voor de werkzaamheidsgraad bedroeg de kloof tussen personen die in België en buiten de EU zijn geboren 18,7 procentpunten, tegenover 9,1 in de EU. En ook wat de situatie van personen met ten hoogste een diploma lager middelbaar onderwijs betreft, hinken we achterop: een werkzaamheidskloof van 37,5 procentpunten ten opzichte van personen met een diploma hoger onderwijs. In de EU is dat ‘slechts’ 28,3 procentpunten. Ondanks een toename van de werkzaamheidsgraad en een daling van de werkloosheidsgraad bij kortgeschoolden blijven we bij de slechtste leerlingen van de EU-klas. En zeker bij vrouwen was de verbetering erg klein. Wat betreft de participatie aan opleiding en levenslang leren gaan we er zelfs licht op achteruit ten opzichte van 2018, en dat zowel bij werkenden, werklozen als inactieven.
De arbeidsmarktcrisis van 2020?
In het voorjaar van 2020 veranderde de situatie drastisch en abrupt. Duizenden werkenden gingen van de ene dag op de andere voltijds telewerken. Werknemers wiens job dat niet toeliet kwamen in groten getale in tijdelijke werkloosheid terecht, en personen die niet terecht konden in dat stelsel kwamen vermoedelijk (al dan niet tijdelijk) zonder werk te zitten. We kunnen deze omslag monitoren op basis van de kwartaalresultaten van de Enquête naar de Arbeidskrachten (Statbel: De EAK-resultaten die hier gepresenteerd worden zijn resultaten op kwartaalbasis en zijn onderhevig aan grotere toevalsschommelingen dan de resultaten op jaarbasis omdat ze gebaseerd zijn op een vierde van de steekproef op jaarbasis.), en de kortetermijnindicatoren die we publiceren op maand- en kwartaalbasis. Daarnaast monitoren we wekelijks de impact van de crisis in het kader van de interdepartementale werkgroep Social Impact Corona.
Het opvallendste fenomeen is de toename van de tijdelijke werkloosheid, met een nooit geziene piek in maart en april, en ook nu nog steeds een hoger niveau dan tijdens de financiële crisis van 2008-2009. De effecten op de werkzaamheids- en werkloosheidsgraad lijken voorlopig echter verrassend beperkt te zijn gebleven. In het tweede trimester van 2020 nam de inactiviteitsgraad licht toe, waarschijnlijk omdat veel werkzoekenden tijdelijk niet actief op zoek konden gaan naar werk. Pas in het derde trimester zien we ook een toename in de werkloosheidsgraad, maar de werkzaamheidsgraad benadert met 70,2% nog steeds erg dicht die van 2019. De positieve evolutie is dus weliswaar stilgevallen, maar van een instorting lijkt geen sprake. Onder de oppervlakte spelen zich echter wel zorgwekkende verschuivingen af. Werkende jongeren, kortgeschoolden, niet-EU-immigranten en personen met een arbeidshandicap verloren vaker hun werk of waren relatief meer door COVID-19 gerelateerde redenen tijdelijk afwezig op hun werk. De grote arbeidsmarktkloven die we in de tekst hierboven beschreven, zijn dus opnieuw aan het verbreden. En de impact van de crisis komt dus vooral op de zwakste schouders terecht.
Onze kortetermijnindicatoren laten daarnaast vooral enorme schommelingen zien doorheen 2020, in plaats van een eenduidige evolutie. Zo zien we zeer grote schommelingen in interimwerk, veelal in lijn met de wisselende strengheid van de sanitaire maatregelen doorheen het jaar. Ook het banenverlies ten gevolge van faillissementen schommelde sterk van maand tot maand, maar het jaargemiddelde lijkt voorlopig slechts iets hoger dan in voorgaande jaren. In de indicatoren over werkzoekenden op basis van administratieve data zien we dat de toename nog steeds (verrassend) beperkt blijft. Loopbaanonderbreking lijkt vrij sterk te zijn toegenomen in 2020, wat waarschijnlijk onder meer te maken heeft met de sluiting van scholen en diverse vormen van opvang voor afhankelijke personen. Ook zien we dat er dit jaar minder openstaande werkaanbiedingen zijn, en bijgevolg een lagere vacaturegraad. De blijvende onzekerheid over wat de nabije toekomst zal brengen zal daarop ongetwijfeld een stempel hebben gedrukt.
En nog veel meer
Al deze indicatoren en nog veel meer zijn terug te vinden op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (www.werk.belgie.be – module “Statistieken”: Structurele indicatoren werkgelegenheid en arbeidsmarkt – jaarbasis en Korte termijnindicatoren arbeidsmarkt – maand- of kwartaalbasis). Contactpersoon: Ann.Coenen@werk.belgie.be