Zonnebanken en lampen van het type UV 4 - Advies van de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten
Gevolggevend aan de vraag om advies van de Minister van Consumentenzaken, Mevrouw Freya Van den Bossche, heeft de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten (CVC) het probleem bestudeerd betreffende het gebruik van lampen van het type UV 4 in zonnebankcentra, wat steeds algemener wordt in België.
De Commissie heeft zijn advies aan Mevrouw de Minister doorgegeven.
Gevolggevend aan de vraag om advies van de Minister van Consumentenzaken, Mevrouw Freya Van den Bossche, heeft de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten (CVC) het probleem bestudeerd betreffende het gebruik van lampen van het type UV 4 in zonnebankcentra, wat steeds algemener wordt in België. De Commissie heeft zijn advies aan Mevrouw de Minister doorgegeven.
Een Europese norm die niet wordt gerespecteerd Volgens de Europese norm die momenteel van kracht is (NBN EN 60335-2-27:1997), bestaan er 4 types van UV-lampen, naargelang de eigenschappen van de uitgezonden UV A en UV B straling. Terwijl lampen van het type UV 1 enkel UV A uitstralen, wordt de straling van lampen van type 2 beperkt tot maximum 0,30 Watt/m2 in UV B (geen beperking voor UV A). De straling van lampen van het type 3 is beperkt tot 0,30 Watt /m2 zowel in UV A als in UV B en voor de lampen van type 4 tot 0,30 Watt /m2 in UV A (geen beperking voor UV B). Gezien het in de eerste plaats nodig blijkt om toezicht te houden op de blootstelling van personen aan UV B straling, verplicht deze Europese norm een medisch attest voor het gebruik van zonnebanken uitgerust met lampen van het type UV 4 (turbo-zonnebanken en analogen). Uit talrijke controles van zonnecentra, uitgevoerd door de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie sedert de invoering in 2002 van een koninklijk besluit houdende de voorwaarden tot exploitatie van zonnecentra, blijkt dat de meeste zonnebanken op de Belgische markt (meer dan 80 %) behoren tot de categorie van zonnebanken van het type UV 4 of van een combinatie van lampen van de types UV 3 en UV 4 voorzien zijn. De verkoop en het gebruik van turbo-zonnebanken moet worden gereglementeerd. Indien men verwijst naar de Europese norm zouden deze zonnebanken, theoretisch gezien, enkel ter beschikking van de gebruiker mogen gesteld worden op medisch voorschrift. Het is duidelijk dat dit zeker niet overeenkomt met de realiteit. Om deze reden heeft de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten in zijn advies aan Mevrouw de Minister voorgesteld om de nodige maatregelen te treffen, zowel voor het gebruik van verschillende types UV-lampen in zonnecentra, als voor de verkoop van de verschillende types van zonnebanken op de Belgische markt. Derhalve heeft de Commissie beslist tot de aanbeveling om het gebruik van zonnebanken van type UV 4 en UV 2 te beperken voor medische doeleinden, rekening houdend met enerzijds het ontbreken van een hoogste limiet inzake UV-straling naargelang het type A of B en anderzijds met de aangetoonde schadelijke gevolgen van UV-straling, zowel A als B (versnelde veroudering van de huid, héliodermie, risico's op huidkanker...). In de zonnecentra zouden deze apparaten slechts onder de verantwoordelijkheid van een dermatoloog kunnen worden gebruikt. De Commissie is van oordeel dat enkel de apparaten van type 1 en 3 vrij ter beschikking van de verbruikers kunnen worden gesteld (het op de markt brengen en het gebruik ervan). Evenwel is zij van mening dat het zou volstaan om de bestralingssterkte in UV A van de apparaten van type 1 te beperken, zoals dat reeds in andere Europese landen het geval is. De Commissie stelt dan ook voor om de maximumgrens vast te leggen op 0,30 watt/m2. Beperking van de duur van blootstelling Parallel aan deze technische beschouwingen die uitdrukkelijk beantwoorden aan de vraag om advies van Mevrouw de Minister Van den Bossche, heeft de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten eraan gehouden om zijn advies aan te vullen met andere aanbevelingen die zij belangrijk vond in de problematiek van de exploitatie van zonnecentra. Uitgaande van het principe dat de natuurlijke blootstelling aan de ultravioletstraling van de zon (die onmogelijk te controleren is) wordt aangevuld met de vrijwillige blootstelling aan UV A en UV B straling van de zonnebanken, is de Commissie van mening dat het eveneens noodzakelijk zou zijn om het aantal jaarlijkse blootstellingen in een zonnecentra en de duur ervan te beperken, in functie van het huidtype van de gebruiker. Het jaarlijks aantal blootstellingssessies mag niet meer bedragen dan twintig, elk met een maximumduur berekend in functie van het huidtype en nooit meer dan twintig minuten per sessie. Dus hoe gevoeliger de huid is hoe beperkter de toegelaten jaarlijkse dosis van blootstelling aan kunstmatige UV moet zijn. De veiligheid van de verbruiker gaat samen met een beter toezicht Het advies van de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten vermeldt nog een aantal voorstellen betreffende de noodzakelijkheid om voor alle soorten zonnebanken de voorwaarden vast te stellen voor preventie en meer efficiënt toezicht op bepaalde aspecten zoals : hun kenmerken van werkelijke bestralingssterkte, vervanging van de lampen, de evaluatie van de duur van blootstelling en de voorlichting van de consumenten zowel bij de aankoop van een zonnebank als bij het gebruik ervan in de zonnecentra. Het is de rol van de CVC om ervoor te zorgen dat het geheel van de veiligheidsmaatregelen wordt nageleefd in het belang van de gezondheid van de klanten van zonnecentra. Derhalve is zij van mening dat een menselijke aanwezigheid noodzakelijk is in elk zonnecentra. Bijgevolg oordeelt zij dat de geautomatiseerde zonnecentra (die men steeds meer aantreft in België) onvoldoende veiligheidsgaranties bieden voor de gebruikers ervan. De Commissie vraagt aan Mevrouw de Minister om ze te verbieden binnen een redelijke termijn. Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten Eric Balate Voorzitter