De Belgische arbeidsmarkt in 230 tabellen Een arbeidsmarkt met twee snelheden
Uit de recentste arbeidsmarktindicatoren blijkt dat de klassiek erg gesegregeerde arbeidsmarkt in België heterogeen blijft. Groepen die traditioneel een ongunstige positie op de arbeidsmarkt innemen – met name immigranten met een niet-EU-nationaliteit, laaggeschoolden en 55-plussers – hebben het hier moeilijker dan in de meeste andere EU-landen.
Dat blijkt uit de reeks tabellen betreffende de arbeidsmarktindicatoren die jaarlijks wordt opgesteld als bijlage bij het Nationaal Hervormingsprogramma dat elke EU-lidstaat aan de Europese Commissie moet bezorgen. Deze indicatoren worden jaarlijks uitgewerkt door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, in samenwerking met Statbel (FOD Economie, Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium) en met de Gewesten en de Gemeenschappen. Als gevolg van een grondige hervorming van de Enquête naar de Arbeidskrachten in 2017 zit er een breuk in de reeksen op basis van de EAK. Dat deel van de nieuwe cijfers is dus niet vergelijkbaar met de voorgaande jaren. Wel maken de tabellen het mogelijk om een zeer rijk beeld te geven van de Belgische arbeidsmarkt met in de meeste gevallen ook cijfers per gewest en een vergelijking met het Europese gemiddelde. Deze vergelijking is mogelijk omdat tal van gegevens gebaseerd zijn op geharmoniseerde statistieken, zodat de vergelijking niet vervormd wordt door het gebruik van verschillende definities.
Grote verschillen in arbeidsparticipatie
Als we kijken naar de gemiddelde werkzaamheids- en werkloosheidsgraad doet België het in Europees perspectief niet zo slecht. De werkzaamheidsgraad, zijnde het aandeel werkenden bij de bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-64 jaar) bedroeg 68,5% in 2017 (73,0% in Vlaanderen, 63,2% in Wallonië en 60,8% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Dit is weliswaar lager dan de met Europa afgesproken doelstelling van 73,2% tegen 2020 en dan het EU-gemiddelde van 72,1%, maar we doen het wel beter dan het EU-gemiddelde wat betreft de werkloosheidsgraad: met 7,0% werkloosheid in België tegenover 7,5% in de EU-28. Bovendien zagen we de voorbije jaren een daling van de werkloosheid in bijna alle categorieën (wegens de beschikbaarheid van administratieve gegevens kunnen we in dit geval wel vergelijken met voorgaande jaren). De activiteitsgraad – het aandeel werkenden en werklozen bij de bevolking van 20-64 jaar – is wel gevoelig lager dan in de EU: 73,7% tegenover 78,0%.
Wanneer we vervolgens focussen op de cijfers voor een aantal specifieke kansengroepen, dan blijkt dat er toch nog werk aan de winkel is. Zo ligt de activiteitsgraad van 55- tot 64-jarigen met 51,3% ver onder die van de andere leeftijdsklassen en onder het EU-niveau (60,6%). In tegenstelling tot bij mannen, is voor vrouwen ouder dan 55 de 50%-drempel (zijnde het Belgisch engagement tegenover de EU voor 2020) nog niet bereikt (45,8%). Daarnaast bestaan er in heel België grote verschillen tussen de opleidingsniveaus. De werkzaamheidsgraad van middengeschoolden ligt meer dan 20 procentpunten hoger dan die van laagopgeleiden, en voor hooggeschoolden komen daar nog eens 14,4 procentpunten bovenop. Ook de afstand tot de gemiddelde werkzaamheids- en activiteitsgraad voor de EU is nog groter in geval van de laagopgeleiden. Indien er geen blijvende aandacht naar deze doelgroep gaat, dreigen deze kloven de komende jaren nog groter te worden, gezien de voorspelde toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt vooral wijzen op een grotere vraag naar hoogopgeleiden. Zeker voor wie tegelijkertijd ouder dan 50 én laagopgeleid is zijn de kansen om aan het werk te zijn op dit moment gering.
Ook de situatie van immigranten is traditioneel slecht, en daar komt voorlopig geen verbetering in. Hierbij dient wel de kanttekening gemaakt te worden dat de foutenmarge voor dit cijfer groter is vanwege de beperktere steekproef. De verschillen tussen staatsburgers en mensen met een niet-EU nationaliteit zijn groot, zowel wat de werkzaamheids- als de werkloosheidsgraad betreft. Met een werkzaamheidskloof tussen Belgen en personen met een niet-EU nationaliteit van 28,1 procentpunten zit België gevoelig boven het EU-gemiddelde (15,4pp) en boven de doelstelling om voor 2020 onder 16,5 procentpunten te geraken. In het geval van vrouwelijke immigranten met een niet-EU-achtergrond bedraagt de activiteitsgraad een magere 38,3% (en de werkzaamheidsgraad 28,4%). We zijn dus bij de slechtste leerlingen van de EU-klas op vlak van arbeidsmarktsegregatie.
Kwaliteit van de arbeid
De reeks bevat ook heel wat indicatoren over de kwaliteit van de arbeid. België bevindt zich in de Europese kopgroep wat betreft het gebruik van deeltijds werk. 26,8% van de loontrekkenden werkt hier deeltijds (bij de vrouwen zelfs 43,7%), maar er zijn verhoudingsgewijs minder Belgen die onvrijwillig deeltijds werken dan in de andere EU-landen. Het aandeel personen dat onvrijwillig deeltijds werkt, bedroeg in 2017 12,8% van de mannelijke deeltijders en 6,4% bij de vrouwen. Bij tijdelijk werk zien we het omgekeerde: België heeft een kleiner aandeel tijdelijk werk dan de EU (10,4 tegenover 14,3% van de loontrekkenden), maar daarvan geeft bij ons een groter aandeel aan onvrijwillig tijdelijk te werken (75,8% tegenover 53,9% in de EU). We zien daarnaast ook dat het aandeel tijdelijk werk omwille van opleiding of vorming klein is in België.
Daarnaast blijkt uit de tabellen dat Belgen gemiddeld lang bij dezelfde werkgever blijven en dus een relatief hoge jobzekerheid hebben. Bijgevolg zijn er ook minder aanwervingen en ontslagen dan gemiddeld in de EU. Ook thuiswerk komt vaker voor bij Belgische werknemers. En hoewel Belgen relatief hoogopgeleid zijn en er weinig personen zonder diploma de school verlaten, nemen ze tijdens de rest van hun loopbaan zelden deel aan opleiding en vorming. Er bestaan dus zeker nog uitdagingen op vlak van levenslang leren.
Arbeidsmarktbeleid in verandering?
De uitgaven voor arbeidsmarktbeleid zijn de voorbije vijf jaar telkens gedaald, maar doordat ook het aantal werklozen kleiner werd, zijn de uitgaven per werkloze in 2016 weer gestegen. Bovendien groeide het aandeel van actief arbeidsmarktbeleid in het budget sterk. Als we kijken naar het effect van de maatregelen, zijnde de activeringsgraad, zien we dat deze voor het totaal van de werklozen vrijwel gelijk blijft, en dat de activeringsgraad van langdurig werklozen zelfs is gedaald. De nood aan een effectief arbeidsmarktbeleid blijft dus groot. Nog meer daar het armoederisico bij werklozen voor het tweede jaar op rij steeg tussen 2016 en 2017.
Het aantal personen dat de arbeidsmarkt al verlaat tussen 50 en 64 jaar verminderde gestaag de voorbije jaren. Mogelijke verklaringen voor die positieve evolutie zijn de diverse eindeloopbaanmaatregelen, zoals verstrenging van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, en mogelijk ook de toename van de zelf ervaren gezondheid van 55-64jarigen (vooral bij mannen). Tegelijkertijd zien we wel een toename van ziekte en invaliditeit bij 50-plussers, en zijn er in België relatief veel 55-plussers die aangeven deeltijds te werken vanwege persoonlijke redenen en zorgverantwoordelijkheden. De werkbaarheid van loopbanen blijven verzekeren is dus van groot belang.
En nog veel meer
Al deze indicatoren en nog veel meer zijn terug te vinden op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (www.werk.belgie.be – module “Statistieken”: Indicatoren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie). Contactpersoon: Ann.Coenen@werk.belgie.be